Orinoco-Delta

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Orinoco-Delta image

Orinoco-Delta

Orinoco-Delta
Venezuela
Neretslok

"Ze was er toch wel blij mee, he Pap? "

De dag begon nogal hectisch, of nee, eigenlijk begon hij kalm. We hebben een huisje hoog in de bergen en het is nog kil en mistig als we buiten aan een lange houten tafel aanschuiven voor het ontbijt. Ons huisje hoort bij een boerderij en dat betekent dat er hier paarden zijn. Mijn altijd ondernemende dochter van acht kan het ontbijt niet snel genoeg door haar keel krijgen, want ze wil een ritje op het paard maken. “Nou, vooruit” zeg ik, “als het maar snel is, want we vertrekken zo meteen”. Ze laat het zich geen tweede keer zeggen. Trots maakt zij haar rondje.

Dan besluit ineens ook mijn zoon van elf dat hij op het paard wil. Wat zijn kleine zusje kan, kan hij ook. Maar dan slaat het ‘noodlot’ toe: ergens halverwege het rondje glijdt hij van zijn paard en belandt in de modder. Het huilen staat hem nader dan het lachen. Niet eens omdat hij toch flink gevallen is, maar vooral omdat hij onder de smurrie zit. We hebben nog een paar minuten en snel rennen we naar ons huisje om hem schoon te spoelen. Als we vertrekken, zie ik dat de kamer gedeeltelijk nog onder de modder zit. Geen tijd meer. Met een schuldgevoel dat ik de boel zo vies achterlaat stap ik in de bus.

De rust is inmiddels terug gekeerd. Half slaperig zitten mijn kinderen in de bus. Na de stad Maturin wordt de weg lang, recht en saai. Weinig te zien, weinig begroeiing, weinig kleur, geen dorpjes. Veel niets. Stof en een loodgrijze lucht. De lucht siddert van de hitte, het is vochtig en klam.
Na twee uur houdt de weg abrupt op in het dorpje San José de Buja. Het ligt aan de rand van de Orinocodelta, een gebied met veel kreekjes, rivieren, regenwoud en moeras. Ons doel is een bezoek aan een stukje van deze delta en haar bewoners, de Warao-indianen.

Er is weinig leven in het slaperige dorpje midden op de dag. Het is een armoedig, Caribisch aandoend plaatsje. De loomheid regeert hier. We gaan met onze gids op zoek naar de kapitein die ons door het gebied moet varen. In eerste instantie is hij nergens te vinden, maar dan wordt na een kwartier zoeken de man languit liggend in een steegje gevonden. Hij lag een dutje te doen en komt langzaam bij. Hij lijkt nogal aangeschoten. Ik vraag me af, of dit wel goed gaat. De man – blijkbaar gewend om zijn middagmaal met de nodige rum weg te spoelen - komt onverwacht snel bij zijn positieven. Hij loopt nu redelijk recht voor ons uit naar de boot. We varen door een groen gebied, langs de mangrovebossen. Orinoco flows. Na een uur komen we bij een strandje waar een Warao-dorp is.

De Warao-indianen hebben het niet gemakkelijk. Een aantal van hen leven nog op de authentieke manier, hier in de delta, levend van de visvangst en de jacht. Maar veel indianen zijn, al dan niet vrijwillig, vertrokken. De Venezolaanse regering heeft het niet zo op de indianen en wil ze uit dit gebied hebben. Zoals vaker gebeurt schijnt de olie hier achter te zitten. In San José de Buja leven een aantal families volkomen berooid en ontheemd in de opvang, zonder ook maar een glimp uitzicht op een beter bestaan.
In het Waraodorp waar we nu zijn leven nog wat families in “vrijheid”. De laatsten der Mohikanen. De huisjes zijn op palen gebouwd, ter bescherming tegen water en ongedierte. De sfeer is gemoedelijk. De mensen begroeten ons hartelijk en lachen. Praten met elkaar lukt niet, wij zijn het Warao niet meester. Er varen wat indianen met hun kano’s op de rivier en één van hen nodigt mijn dochter Eva uit om mee te varen. Ze kijkt me vragend aan, en als ik zeg dat het goed is (ik vertrouw maar op de goede bedoelingen van deze oude man), stapt ze trots in. Met een indiaan in een kano door het regenwoud. Ze heeft al wat van de wereld gezien, deze meid van acht jaar, maar dit is toch wel een heel stoer avontuur!!

Terug in San José de Buja doen we inkopen bij de supermarkt. We kopen wat spullen en eten om uit te delen bij ons bezoek aan de opvang.
Als we de grote overkapte ruimte betreden schrikken we toch wel. Kinderen rennen spelend of ruziemakend rond, zwerfhonden doen vrolijk mee, er springen zelfs apen door de rommelige ruimte, maar de volwassenen zitten of liggen er volkomen apathisch bij. Ze hebben een hangmat, en er liggen wat losse spulletjes naast. Dit is alles wat ze hebben.
Een paar vierkante meter ellende.

De sfeer is mat en gelaten. Ik heb mijn kinderen geïnstrueerd: “je geeft je spulletjes netjes aan een man of vrouw en zegt: asjeblieft”. Tja, wat moet je anders. Het is toch wel gênant. Reizen is niet alleen de mooie dingen opzoeken, je verbazen en verwonderen, maar zeker ook registreren wat de werkelijkheid is. En je daarover verbazen. En dit is op dit moment de werkelijkheid. Die is nu even niet al te mooi.

We staan allemaal perplex te kijken. Eva en Joeri overhandigen hun spulletjes aan de levende doden in hun hangmatten. Er volgt nauwelijks reactie. Het wordt aangepakt en weggelegd. Geen oogcontact. Ze draaien hun hoofd weg. Geen dank je. Waarom zouden ze ook. Ze lijken volkomen van de wereld. Doordrenkt van ellende. Verdoofd om niet de werkelijkheid te hoeven zien. Mijn kinderen begrijpen het.
“Ze was er toch wel blij mee, hè Pap” zegt Eva, een beetje onzeker om bevestiging vragend dat ze het niet verkeerd heeft gedaan.
Joeri is er stil van.

Op de terugweg worden er niet veel woorden gewisseld. We zijn onder de indruk en we voelen ons warm, klam en vies. In Maturin zullen we die nacht in vijfsterren hotel slapen. Op blote vuile voeten en met hun kleren onder zweet, modder en vuil rennen mijn kinderen door de chique lobby naar het zwembad. Ik laat ze maar lekker gaan.