In het vissersplaatsje Pimentel heerst veel werkeloosheid doordat grote vistrawlers de traditionele houten vissersboten verdreven hebben. Die kunnen niet meer onderhouden en daardoor niet meer gebruikt worden.
Om toch wat te verdienen maken de mannen een soort bootjes van papyrus. Het zijn twee bundels die met de punten aan elkaar gebonden zijn, aan de achterkant (het zitgedeelte) is het breder en zit er piepschuim voor het drijfvermogen tussen. De vissers gaan met alleen een vuilniszak tegen de wind de gevaarlijke zee (oceaan) op en roeien met hun bamboe stok die als peddel dient een stuk weg om daar te vissen. Als ze rond het middaguur terug komen is het een mooi gezicht om ze door de branding te zien komen. Ze surfen dan op hun kleine schuitjes naar het strand, waar ze hun gevangen vis (rog, haai enz) verkopen en anders mee naar huis nemen om op te eten.
Deze bootjes stonden op het strand te drogen.