Cusco provincie
Schunnig liedje in de Andes
Cusco. Een plaats in het Andes gebergte van Peru. Vroeger de hoofdstad van het rijk van de Inca’s: Tahuantisuyu. Totdat de Spaanse conquistadores, onder leiding van Francesco Pizarro, het in de 16e eeuw veroverden en plunderden. Nu is het een toeristenstad vooral door aanwezigheid van Machu Picchu in de directe omgeving.
Ik was de dag ervoor aangekomen in Lima en na een nachtje slapen doorgereisd naar Cusco. Dat schijnt niet erg handig te zijn. Lima ligt namelijk op zeeniveau en Cusco op 3360 meter hoogte. Door dit hoogteverschil in één dag te overbruggen loop je een geduchte kans op soroche of grote hoogteziekte. Op deze hoogte was de lucht veel ijler dan daar beneden en kon je een stevig zuurstof tekort oplopen. Knetterende hoofdpijn, gebrek aan eetlust, slapeloosheid en eventueel bewusteloosheid zullen je deel zijn. De enige remedie: terug naar beneden. Ik deed het deze dag rustig aan en dronk veel, vooral thee gemaakt van bladeren van de coca-struik. Dat hadden ze me geadviseerd. Ik zat op mijn kamer op de eerste etage van het hotel. Dat was al gauw 3 meter boven de begane grond, dus 3363 meter boven NLP (Nieuw Lima’s Peil). Nog ijler die lucht.
Door het open raam kwamen geluiden van rennende blote voeten en gillende jongensstemmen. Ik keek naar buiten en had uitzicht op het binnenplein van een gebouw naast het hotel. Twee politieagenten kwamen met gestrekte en gelaarsde pas de patio op. In elk hand hadden ze een jongetje vast aan zijn kraag. Ze sleepten ze mee en tilden ze soms even op. In het midden van het plein gooiden ze de jongens op een hoop. Daar bleven ze doodstil liggen. Ze wisten wat er komen ging. En dat kwam. Heel rustig deden de dienders hun uniformjasje uit. De mouwen werden opgestroopt en heel gedisciplineerd begonnen ze de jongens af te tuigen. Alleen met de handen. Geen stokken of knuppels erbij. Geen schoppen. Alleen slagen met gebalde of de vlakke hand. Op het hoofd of op de billen. De jochies gilden en probeerden de klappen af te weren.
Ik keek sprakeloos toe. Hier werden in het openbaar door Hermandad een paar straatjochies afgeranseld. Zonder zich te schamen en zonder zich bespied te weten. Ze moesten toch weten dat er naast hun gebouw een hotel stond met internationale, veelal Westerse gasten. Het interesseerde ze niks. Ze sloegen vrolijk verder. Het zal tien minuten geduurd hebben. Misschien korter, maar het leek langer.
Even plots als het begonnen was hield het op. De agenten gebaarden dat de snotneuzen op konden staan. Er volgde een Peruaanse preek en daarna werden ze de plaats af gebonjourd. Ze renden weg door de poort, de vrijheid tegemoet. De rechtshandhavers deden hun jasje weer aan en staken een sigaretje op.
Ik stond verbijsterd voor het open raam. Wat ik gezien had werd door beide partijen kennelijk als geaccepteerd beschouwd. Het was de standaardbehandeling van kleine straatboefjes, zakkenrollers en andere hangjongeren. Een heel compacte vorm van lik-op-stuk beleid. Geen arrestaties, geen eindeloze papierwinkel, geen rechters, geen cellen, geen reclassering. Gewoon het ouderwetse opvoedingswerk. Vervelend? Tik? Iets gejat? Tak. Het scheelde tijd en heel veel geld.
Ik voelde dat ik net voldoende zuurstof had voor een korte inspectieronde in de stad. Ik liep naar buiten in de richting van het centrale plein van de stad, het Plaza de Armas. Naast het hotel bleek een politiebureau gevestigd. Agenten zaten achter bureaus ijverig te typen.
Op het plein was het een gezellige drukte. Een fontein spoot verfrissend veel water in de lucht en de deuren van de aanpalende kathedraal stonden uitnodigend open. Grootse gebouwen, open ruimte en omringd door een bogengalerij vol winkels en restaurants. En overal jochies en meisjes met grote bruine ogen. Stoffig, op blote voeten, met een brutale vrolijke blik op zoek naar voordeel.
Wil je met ons op de foto? Por favor?! Geen foto, ik filmde ze. Plotseling verscheen er een bekend koppie voor mijn les. Hij staat vlak voor mij en zingt uitdagend een lied. Ik kan hem niet verstaan maar het is niet het Wilhelmus en ook niet ‘Berend Botje ging uit varen’. Het is schunnig. Dat kan ik zien aan zijn ondeugende blik. Hij zingt het lied helemaal uit. En dan herken ik hem. Het is er één van de binnenplaats. Hij heeft de preek van de agent niet lang onthouden. Ik geef hem wat geld en ga op zoek naar een terrasje.