Riobamba
El Nariz del Diablo en overwonnen hoogtevrees
Onze eerste verre reis begon op bijna 3.000 meter hoogte in Quito, de hoofdstad van Ecuador. Het was meteen onze huwelijksreis en gedurende de 31 dagen die wij door dit prachtige land reisden, werden mijn kersverse bruid Bianca en ik tweemaal fysiek van elkaar gescheiden. De eerste keer werd ik onbedoeld zelfs van mij hoogtevrees afgeholpen.
We waren na 10 dagen in Riobamba aanbeland. Een treinreis zou ons via Alausi naar Bucay brengen langs El Nariz del Diablo (de neus van de duivel). In dit ruige gebied moet een hoogteverschil van ruim 1.400 meter worden overwonnen en dat kan alleen doordat de trein in een soort z-figuur langzaamaan voor- en achteruit rijdend een berg afdaalt. Aan beide kanten van de trein zit een locomotief zodat de trein steeds een zijspoor kan inrijden om vervolgens met de andere kant weer verder af te dalen.
Om 5:50 meldt onze groep zich kleumend op het treinstation. Na een klein uur hebben we kaartjes en om 7:00 begint de trein eindelijk te rijden. We hebben geluk want door hevige regenval heeft de treinverbinding drie weken stilgelegen en dit is pas de derde dag dat de trein weer rijdt.
Onderweg is het uitzicht schitterend. Je mag op het dak van de trein zitten om een beter uitzicht te hebben. Dankzij mijn hoogtevrees pas ik daarvoor maar sta ik in de deuropening om van de omringende bergen te genieten. De trein loopt regelmatig van de rails. De eerste keer is het schrikken, maar na de derde keer weten we al niet beter. De trein is uitgerust met allerlei hulpstukken waardoor met vereende krachten de trein steeds weer snel terug op de rails wordt geplaatst.
Bij een tussenstop besluit Bianca om 11:00 vanwege rugklachten met onze eigen bus verder te gaan naar het eindpunt van de trein. Omdat we El Nariz del Diablo nog niet hebben gezien, blijf ik in de trein zitten. Het zou nog maar anderhalf uur duren en zolang kunnen we elkaar wel missen. Dat blijkt echter een lelijke misrekening te zijn…
Pas om half twee bereiken we de neus van de duivel en maken we een spectaculaire afdaling mee. Om twee uur is er weer een hoop kabaal: de trein is vlak voor een brug ontspoord. De voorste twee paar wielen liggen troosteloos naast de rails. Arbeiders proberen met behulp van een ijzeren bocht de wielen weer op de spoorbaan te krijgen. Het voorste paar is geen probleem maar het tweede werkt niet mee. Ondertussen zoek ik de groepsgenoten op. De meesten reisden op het dak.
Ik maak een aantal foto’s van de ontspoorde trein en kijk voorzichtig bij het bruggetje waarvoor we gestrand zijn. Van de andere kant kun je een mooie overzichtfoto maken maar ik peins er niet over om dat te doen. Dan moet ik over spoorbielsen lopen waar niets tussenin zit en dat lijkt mij, gezien mijn hoogtevrees, geen goed plan. Ik roep dat je mij met geen mogelijkheid over deze brug krijgt.
Na vijf pogingen om de trein weer op de rails te krijgen, zijn we een uur verder. We besluiten om toch verder te lopen want volgens de conducteur is het ongeveer 30 minuten lopen tot het volgende station. Een aantal andere reizigers waaronder een Nederlands stel besluit om ook met onze groep mee te gaan. Vlak voor de eerste biels van het bruggetje slaat de schrik mij om het hart. Moet ik hier echt overheen? De rest van onze groep is al aan de overkant en ik zet voorzichtig een stapje en dan nog een. Wanneer ik bij de vierde biels ben en angstvallig vermijd om naar beneden te kijken, hoor ik opeens een angstige kreet achter mij. Het Nederlandse meisje durft niet verder te gaan. Zij raakt in paniek en vraagt mij om haar hand vast te houden.
Omdat haar vriend al aan de overkant is, offer ik mijzelf op en reik haar de helpende hand. Ik ben gelijk over mijn eigen angst heen en probeer mij te concentreren op de bielsen en niet op het kolkende water er onder. Zonder ongelukken bereiken wij opgelucht de overkant. Het meisje heeft trillende handen.
We lopen verder over het spoor. Na een half uur zijn wij al verscheidene bruggen gepasseerd. Het meisje heeft steeds meer moeite met de bruggen, want de bielsen liggen steeds verder uit elkaar. Samen met haar vriend help ik haar iedere keer weer om veilig aan de overkant te komen. We passeren zo snel mogelijk tunnels om niet door een trein te worden verrast. Na een uur ligt er een brug net voor een tunnel. Het meisje wil niet meer verder maar ik weet haar over het dooie punt heen te praten. Gelukkig liggen de bielsen weer dichter bij elkaar hoewel er af en toe eentje ontbreekt en er zelfs een doormidden is gebroken.
Eindelijk zien we het eerste huisje en zijn bijna bij het gehucht waar de bus moet staan. Dan horen we achter ons de trein aankomen. Het is blijkbaar toch gelukt om hem weer op de rails te krijgen. We laten ons echter niet kennen en rennen naar het stationnetje zodat we net voor de trein aankomen. De treinreizigers klappen voor ons omdat we toch eerder over waren.
Ik vlieg Bianca in de armen. Het is ondertussen 16:15 zodat de vertraging meer dan 4 uur bedraagt. Bianca was al om 12:00 in het dorpje. Zij heeft al die tijd samen met de chauffeur bij de plaatselijke bevolking gewacht. Haar Spaans is in die tijd flink verbeterd want zij kan al een paar moppen verstaan. Na een aantal telefoontjes had zij doorgekregen dat onze trein vertraging had en op 5 kilometer van het dorp was ontspoord. We spreken af dat we elkaar de rest van de reis niet meer uit het oog zullen verliezen want we zijn tenslotte niet voor niet getrouwd. Maar ik ben wel mooi van mijn hoogte- of eigenlijk dieptevrees afgekomen!