Een dag in Quito: kunst van Guayasamín en Ecuadoriaanse postkantoren
Een dag in Quito: kunst van Guayasamín en Ecuadoriaanse postkantoren
Musea doen me meestal niet zoveel. Er hangt teveel kunst bij elkaar en vaak zie ik door de bomen het bos niet meer. Totdat ik het museum van Oswaldo Guayasamín binnenging in Quito. Eerlijk is eerlijk, ik had nog nooit van deze kunstenaar gehoord en ging op advies van iemand anders. Ze schreef me dat zijn kunst overweldigend was en ‘als je erheen gaat, begrijp je wel waarom’. We – een vriendin en ik – waren voor een paar dagen in Quito voor we naar het zuiden zouden vliegen. Ecuador lag al bijna achter ons en Peru lonkte. Maar eerst dus naar het museum van Guayasamín, dat een behoorlijk eindje buiten het centrum ligt. Er hangen (onder andere) twee series van schilderijen waar we wel twee uur naar hebben staan kijken. Een serie van acht schilderijen beeldt mensen in concentratiekampen uit. Ze zijn allen in zwart-wit, want hij had geen kleur nodig om de wanhoop, het onbegrip en de gelatenheid uit te beelden. En wat komen die emoties over. Nog nooit voelde ik zo sterk wat een schilder bedoelde alleen maar door naar zijn werk te kijken. Een andere serie, de serie van de handen, bestaat uit dertien schilderijen waarop elk twee handen en een hoofd zijn afgebeeld. Ook zonder kennis van de Spaanse taal konden we de titels wel raden: Guayasamín is in staat geweest emotie over te brengen door lijnen, vormen en kleuren te combineren. Hij heeft zijn betrokkenheid en de sterke emoties die hij in de mensheid terugzag – zoals angst, verdriet, tederheid – weten om te zetten in prachtige schilderijen die mij raakten op een manier die ik daarvoor niet kende.
Diep onder de indruk en voorzien van de nodige ansichtkaarten en posters gingen we te voet weer terug richting het centrum. Lunchen kan zo makkelijk en goedkoop in Ecuador, vooral als je naar eettentjes gaat waar nooit een toerist te bekennen is. Voor anderhalve dollar aten we groentesoep, de standaard ‘arroz con pollo’ en een vers sapje erbij. Bij nader inzien zaten we toch wel erg ver van het centrum.. Dan maar met de taxi! Taxichauffeurs werden over het algemeen altijd erg blij van ons – wat blonde haren en blauwe ogen toch al niet teweeg kunnen brengen bij mensen. Deze chauffeur vroeg ons of we eigenlijk vrijgezel waren? Nee nee, we hebben thuis in Nederland allebei een vriend. Oh, maar dat zei natuurlijk niks volgens hem. Hadden we hier al een vriendje? Ik kreeg sterk de indruk dat hij anders wel een rol voor zichzelf zag weggelegd in het vullen van die positie. Dit soort praatjes maken de taxiritjes erg vermakelijk, vooral als je wat in het Spaans met hen kan praten.
In het centrum aangekomen, besloten we de posters naar huis te sturen. Nog vijf weken in een backpack zouden ze zeker niet overleven. Op naar het postkantoor! Daar beleefden we een jiskefet-achtige scène van inefficiëntie. In een klein, ver weg gestopte ruimte in een winkelcentrum vonden we een klein postkantoortje. Achter de balie bevonden zich twee immense computers die vast nog draaiden op Windows 81 en die bediend werden door twee wat gezette vrouwen. Een derde werknemer, een stokoude man, stond naast hen. Ze hadden het maar wát druk met z’n drieën, het was alleen niet duidelijk waarmee precies. Tegelijkertijd met ons kwam er een andere klant binnen, die haar hele familie had meegenomen om een pakketje te versturen. Naar het postkantoor gaan leek een familieactiviteit te zijn. Goed, we begonnen ons verhaal: we zouden graag twee posters naar Nederland versturen. Dat kan, zei ze. Een goed begin, leek ons. Hoe duur is dat eigenlijk? Ah, dan moesten ze eerst gewogen worden. Het duurde even voordat ze doorhad dat we de twee posters in één koker wilden versturen, naar één adres. Die moesten we dan dicht tapen, maar ze had natuurlijk geen tape. Gelukkig voor ons, had het mevrouwtje in de krantenstal tegenover wel tape. Voor 50 cent lieten we de posters zo goed dichtplakken dat het gewicht ongeveer verdriedubbelde. Terug naar het postkantoor. Ze waren nu gedrieën druk bezig met de andere klant. Ja, aan aandacht geen gebrek hier. Het voor een Zwitserse vrouw bestemde pakket leverde wat onbegrip op, want was Fräulein nu de voor- of achternaam? Ik maakte hen in mijn beste Spaans duidelijk dat het mevrouw betekent, wat me dankbare blikken van de andere klant en haar familiale aanhang opleverde. Mooi, toen kon het eindelijk verstuurd worden, en Mevrouw 1 deponeerde het pakket op de weegschaal. Eindelijk werd duidelijk wat de taak van de Man was. Hij tilde het pakket op om het vervolgens één meter verderop in een kast te zetten, en nam toen zijn positie weer in. Even bijkomen. Okee, we waren aan de beurt. Schrijf het adres van de ontvanger en de afzender maar op. Ah, maar we hebben geen adres hier in Ecuador. Aan haar gezicht te zien, was dit een probleem. Kunnen we geen Nederlands adres opschrijven? Waarom? vroeg ze. Nou, het pakket moet ook naar Nederland. Na een uitvoerige discussie met Mevrouw 2, kwam ze tot de conclusie dat het wel mocht, vooruit dan. Volgende stap was het invullen van een formulier. Wat wilden we precies vervoeren? Posters ja, maar wat ís dat? Papier, vulden we vertwijfeld in. De meligheid begon ondertussen toe te slaan. Mevrouw 2 was ons pakket druk aan het wegen. Het moet naar Nederland hé, herhaalden we steeds, is dat duur? Duidelijke antwoorden mag je blijkbaar niet verwachten in Ecuadoriaanse postkantoren. We lieten het nog een keer vallen, het moet naar Nederland hoor. Mevrouw 2 was aangekomen bij de laatste stap: postzegels. Zonder gêne pakte ze een rol tape erbij. Die postzegels moeten natuurlijk goed blijven zitten, legde ze uit. Waar moest het pakketje ook alweer heen? Vijftig minuten, meters tape, tientallen postzegels en een aardig aantal onderdrukte lachbuien later werd ons pakketje op de weegschaal gelegd. De Man kwam weer in beweging en tilde onze posters op. Als hij daar maar geen hernia aan over heeft gehouden..