La ultima esperanza (De laatste hoop)
La ultima esperanza (De laatste hoop)
De Baai van de Laatste Hoop. Of eigenlijk: Golfo de la Ultima Esperanza. Dat klinkt mooier, vind ik. Mysterieuzer. Bij zo’n naam slaan je gedachten op hol. In ieder geval die van mij.
Laatste hoop? Waarop? Het veroorzaakt een beetje onrust, zo’n naam: de hoop is bijna op, jammer, we zijn er doorheen. Van hoop mag eigenlijk nooit een laatste hoeveelheid over blijven. Hoop hoort onbeperkt voorradig te zijn.
Gedachten aan stoere mannen, uitgeput door een maandenlange zeereis, het verse voedsel allang op. Gestrand met hun schip moeten ze maanden wachten, en ze weten niet of ze ooit weer verder kunnen. De wanhoop wisselt de hoop steeds vaker af.
De Golfo de la Ultima Esperanza bestaat echt. Hij ligt in het uiterste zuiden van Chili.
De Chilenen hebben hun 12e provincie ‘Regio Magellanes y Antarctica Chilena’ gedoopt. Chileens Antarctica, Laatste Hoop. Dat maakt nieuwsgierig. Op de landkaart zie ik een grillig gevormde fjordenkunst met duizenden eilanden die als druppels naar beneden glijden, richting Zuidpool.
Deze ochtend zijn we er, in Puerto Natales. De enige bewoonde plek in een gebied, dat twee keer zo groot is als Nederland. Het stadje vleit zich lieflijk langs de ruige kust, aan de voet van de bergen. Talloze stroompjes tuimelen hier over de rotsen naar beneden in de oceaan. De Stille Oceaan.
Ordelijke huisjes in laagbouw. De brede straten lopen volgens een kaarsrecht schaakbordpatroon. Verdwalen is onmogelijk. De stad, omringd door bergen en gletsjers, is een kleine oase van menselijk leven in een leeg, ruig en mythisch gebied.
Er zijn van die plekken, waarvan je je afvraagt wat mensen in ’s hemelsnaam beweegt om zich er te vestigen. Dit is zo’n plek. Aan de onderrand van Zuid-Amerika, volkomen geïsoleerd. Een godvergeten plek, waar de snoeiharde ijzige westenwind altijd beukt en giert. Waar de wolken in sneltreinvaart tegen het continent opbotsen, hun slagregens genadeloos loslatend op de kust en de berghellingen er achter. Waar de kleuren grijs, zwart en wit overheersen. Een prachtplek. Maar om te leven?
Het zal de Puerto Natalezen een zorg zijn. Zij wonen hier, ze proberen er het beste van te maken en het klimaat is nu eenmaal zoals het is. Vandaag, het is hoogzomer, is zo’n zeldzaam mooie dag. Beetje zon en droog. Stevig windje. Dat wel . Een toptemperatuur van maar liefst 14 graden. Een dag waarop naar buiten gaan nu eens geen noodzaak is, maar een genoegen.
We wandelen langs de Baai van de Laatste Hoop. Mijn eerdere gedachten over deze baai blijken niet ver van de werkelijkheid af te liggen. De naamgever, Juan de Ladrillero, was in 1557 op zoek naar de westelijke ingang van de straat van Magellaan. Hij bivakkeerde hier noodgedwongen wekenlang , voordat hij verder kon. Dit was zijn laatste kans om de doorgang te vinden. En dat lukte hem uiteindelijk. Het hopen was in dit geval niet voor het laatst geweest.
De vissersboten liggen er werkeloos bij. Schots en scheef in het water en al aardig aan het aftakelen. Voor de vissers is er weinig hoop meer. Hier heerst de stilte. De flamingo’s contrasteren met hun roze kleur tegen het blauwzwart van de zee. Zwarthalszwanen zwemmen hun rondjes. Aalscholvers hangen om de pier. Dit is het begin van het einde van de wereld.
We huren een chauffeur. Langzaam rijden we door dit wondermooie landschap. Kleurige bloemen in groene weiden, roodbruine koeien, bossen, tegen een decor van de machtig oprijzende bergen. We vragen de chauffeur een eind vooruit te rijden; we willen een stuk wandelen.
Als Lione een foto maakt van het landschap, komt ineens, uit het niets, een cowboy op zijn paard met een enorme vaart recht op ons afrijden. Hij schreeuwt, hij is woest. Razend. Zijn drie honden, opgezweept door deze uitval van hun baas, rennen even hard mee. Hij wil ons niet hier. Zoveel begrijpen wij er wel van. Weg, weg, schreeuwt hij. Hebben wij bij toeval iets gezien dat niet voor onze ogen bestemd is? Duistere zaken? Maar wat dan?
Chilenen zijn niet geïnteresseerd in dit woeste zuidelijke deel van hun land. Veel mensen komen hier niet en dat maakt dit bij uitstek een gebied om ongestoord je gang te kunnen gaan. Van regels en gezagsdragers moet men hier niet veel hebben. Santiago heeft hier weinig te vertellen. Minder legale zaken en buitenstaanders, dat gaat hier niet samen.
Onze chauffeur is gelukkig in de buurt. “This is not good” zegt hij, duidelijk geschrokken. “Get into car, quick”. De woedende ruiter met drie woeste grote honden in zijn kielzog komt angstvallig dichtbij. Hij gaat volkomen door het lint en niets lijkt hem te stoppen. Waar zwaait hij toch mee? Toch niet met een pistool? El ultimo dia, hier onderaan de aardbol? Is er nog laatste hoop?
Ik ben op tijd in de auto, maar Lione staat nog buiten. Dan pas zie ik hoe zij ijzig rustig haar camera instelt, en afdrukt. Als er één moment vereeuwigd moet worden, kan het maar beter het laatste moment zijn. Nog nèt op tijd is zij binnen. El ultimo segundo.
’s Avonds lopen wij door de hoofdstraat op zoek naar een restaurantje. Het is nagenoeg uitgestorven. Gelukkig is er nog een restaurantje open. Binnen is het lekker warm. Tijdens onze maaltijd zwaait de kok nu en dan de deur open en gooit botten en vleesafval naar buiten. Een troep van ongeveer vijftien zwerfhonden stormt er op af, maar de grootste krijgt de buit steeds te pakken. De rest moet keer op keer ervaren dat er maar één winnaar kan zijn. The winner takes it all. The loser standing small.
Op de terugweg blaast de wind door de lege straten en doorbreekt zo de doodse stilte. Geen levend wezen op straat, alleen de troep honden. Ze aarzelen even als ze ons zien, maar ze komen ons niet achterna. Bij ons valt niets te halen. In onze hosteria nestelen we ons bij het behaaglijke vuur.
Mijn gedachten gaan naar morgen: Vuurland. Of eigenlijk: Tierra del Fuego. Dat klinkt toch mooier, vind ik. Mysterieuzer……