Van Arica naar Putre, ruta 11
Van Arica naar Putre, ruta 11
MIJN AUTOROUTE:
Ik zit met tegenzin in de auto.
Arica had meer verdiend dan dit korte bezoek.
Maar goed, de tijd is kort en mijn Hollandse agendadrift laat ik niet in een keer los.
Het is nog maar 13uur nadat ik uit Santiago ben vertrokken.
Ook daar ben ik veel te kort geweest, het voelt als onrecht, de gedachte geeft een knoop in mijn maag.
Of is het de honger?
Ik ben vergeten iets fatsoenlijks te eten in Arica.
Dom nu ik van zeeniveau naar 3350mtr ga.
De Valle de Lluta is een slingerende vruchtbare streep in een bergachtige geelgrijze zandbak.
Een groene slang met haar kop in de Pacific leert een blik op Google maps me.
Er staan villa-achtige landhuizen, het leven lijkt hier goed.
Tot Poconchile is er continue bedrijfigheid van arbeiders die in de vroege avond op weg zijn naar huis.
Het witte kerkje van Poconchile is al van ver te zien.
Het ligt aan een hoger gelegen plein waar kinderen rennen en oude mannen de bankjes vullen.
Ik proef de rust, verminder snelheid als ik anoniem het tafereel passeer.
De Lonely Planet tipt een restaurant iets buiten het dorp.
Mijn buik praat, knort en gromt maar mijn horloge en de routekaart bepalen.
Het wordt straks donker en ik wil graag op tijd in Putre zijn.
De ruta 11 van Arica naar La Paz is berucht om haar vele ongelukken met vooral vrachtwagens.
Over deze aorta van Bolivia maken honderden chauffeurs dagelijks de 800km lange retourrit door de bijna 5000mtr hoge Andes. Ik wil graag geloven dat het een van de zwaarste transportroutes ter wereld is hoewel het asfalt er prima bij ligt.
Vlak na Poconchile klimt de weg rechts de bergwand op.
Met een drietal ruime haarspeldbochten stijg ik van 700mtr naar 1400mtr.
Ik kom op een hoogvlakte en werp nog een laatste blik op de groene Valle de Lluta.
De zon staat al een stuk lager en geeft me een zacht kleurenpallet cadeau.
De grindbergen zijn afwisselend rose, lichtgeel en grijs.
Wederom wordt ik geimponeerd door deze prachtige leegte.
Ik passeer een zoutmijn en stijg verder over een kaarsrechte weg naar 2000mtr.
Voor me zijn de bergen nog een stukje hoger terwijl ik probeer in te schatten waar de weg straks verder loopt.
Terwijl eenzame, meters hoge cactussen de bermen vullen vraag ik me af waar toch die vrachtwagens zijn.
Het laatste stuk heb ik er amper een gezien, alleen bij de zoutmijn een paar.
Zit ik op de goede route?
De bordjes langs de weg zeggen van wel, een andere weg is hier niet.
De weg slingert langs een droge, ca. 100mtr brede, beekbedding.
De schemering zet in en ik weet dat ik Putre niet bij daglicht zal halen.
Het is nog zo´n 30km rijden wanneer ik ongemerkt de 3000mtr grens bereik.
De beekbedding maakt plaats voor een grote vlakte.
De weg gaat er weer kaarsrecht doorheen en ik zie lichtjes in de verte.
Ik herken gebouwen en vrachtwagens, heel veel vrachtwagens.
Stapvoets rijdt ik tussen de vrachtwagens door.
Een voor een komen ze uit de bergen iets verderop en parkeren hun gevaartes bij het wegrestaurant.
Aansluiten bij de dieselpomp (solo camiones) kan ook.
Het is een belangrijke rustplaats voor de chauffeurs die bijkomen van hun 300km lange, slingerende klimrit door het hooggebergte.
Het zijn nog ´maar´ 100 makkelijke kilometers naar Arica.
Ik vermoed dat velen het doel hebben gehad hier voor het donker te arriveren.
Maar dat haalt lang niet iedereen...
Ik voel me klein tussen al die grote wagens.
Letterlijk als ik kijk naar zwaar beladen reuzenbakken.
Maar vooral als westerse toerist met mijn comfortabele middenklasser.
Het respect voor de mannen blijft nog even in mijn lijf zitten.
De weg gaat flink omhoog en toont steeds meer haarspeldbochten.
Na een hoogste punt van 3600mtr is het straks nog ca. 10km afdalen naar Putre.
Het is half 10 geweest als het laatste zonlicht vergeefs tegen de donkere hemel vecht.
De twee handen aan het stuur zijn nodig.
Doorrijden kan niet.
Keer op keer strand ik op een tergend langzaam omhoog kruipende kolos voor me.
De vrachtwagens halen werkelijk niet meer dan 10km per uur.
Inhalen durf ik niet, het is te donker, ik ken de weg niet en bovendien komt er met regelmaat eenzelfde kolos naar beneden.
De vangrail staat ergens beneden, 200mtr lager...
Uiteindelijk durf ik twee keer toch in te halen.
Vol gas door een grijze dieselwolk die zowaar nog afsteekt tegen de donkere achtergrond.
De adrenaline giert door mijn lijf als ik niet 1 maar 4 vrachtwagens ineens moet passeren.
Als treinwagons aan elkaar gekoppeld terwijl de bocht veel sneller komt dan gedacht.
Nu een tegenligger gaat mis, heel erg mis...
Ik red het, zucht diep en vervolg mijn weg die inmiddels naar beneden gaat.
Het hoogstepunt ben ik voorbij, het is nog een kleine 10km naar Putre.
Dan ineens piepende banden.
Instinctief gooi ik mijn stuur naar rechts en net zo snel weer terug als ik besef dat daar de rotswand zit.
Twee enorme lampen komen op me af, er wordt luid getoeterd en ik wacht op een klap.
Die komt niet.
Niet van de vrachtwagens die me in tegengestelde richting passeren en niet van de rotswand.
Met het grootlicht aan sneed de voorste vrachtwagen de bocht af.
Kantjeboord..., in slowmotion laat ik de auto weer langzaam rollen.
Zelden heb ik me zo opgelucht gevoeld als de eerste lichtjes van Putre diep onder me verschijnen.
De afgelopen 20km ben ik zo´n 120 vrachtwagens tegen gekomen.
De beruchte ruta 11, blij om af te slaan...
Zo ben ik 5 minuten later aan de rand van het dorp.
Uitvalsbasis Putre, op 3350mtr.
Ik zie niet anders dan lampjes, geen idee van de omgeving, dat zien we morgen wel.
Hotel Las Vicunas naast de kazerne aan het begin van het dorp heb ik snel gevonden.
De ontvangst is hartelijk, ik kan ´vanzelfsprekend´ nog wat eten ook al is het half elf geweest.
De kamer is prima, ruim en schoon, lekker bed en koude maar lekkere douche.
Met plaatselijke ingredienten in de buik en een dag vol avonturen in het hoofd plof ik neer.
_ wordt vervolgd, volgende blog Lauca N.P._