Salvador

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Salvador image

Een tropische storm in het paradijs

Salvador
Brazilië
Neretslok

Een tropische storm in het paradijs

Er zijn van die misvattingen die een hardnekkig leven leiden. Sneeuw in Afrika. Kan niet. De eerste die zei dat hij sneeuw in Afrika had gezien (ontdekkingsreiziger Rebman in 1848) werd weggehoond. Het kan zeker wel, sneeuw in Afrika. Op een tropisch eiland schijnt altijd de zon. Nog zo een. Al weer fout, maar het is moeilijk mensen hiervan te overtuigen. Een tropisch eiland kan wel degelijk in a living hell veranderen. Kan niet, denken de meesten. Kan wel.

Als we met de veerboot vanuit Valenca komen aanvaren, zie je meteen al waarom Ilha de Tinhare zo’n populair backpackerseiland is. Het dorpje Morro de Sao Paulo bestaat uit twee straten, twee kerken en heel veel hotelletjes, pousada’s en eetgelegenheden. Er mogen geen auto’s komen, dus alles wordt per handkar vervoerd over het eiland. Het is op het eerste gezicht een vakantieoord, zoals je dat in films ziet. Een relaxte sfeer, geen zorgen, vrolijke lachende mensen, backpackers en locals, heerlijk geurende aantrekkelijke restaurantjes en als je alle twee straten doorgelopen hebt bereik je een strand om te zoenen. Breed, lang, goud van kleur, palmbomen, strandbedjes waar het goed op liggen is (na eerst stevig onderhandeld te hebben; “Mister, why are you looking for trouble?” –zes stevige gespierde mannen staan dreigend om ons heen – “I’m not looking for trouble, I just want a fair price for these two beds, 20 dollars for a hour is not acceptable”). Onze pousada ligt op het hoogste punt van het dorp, vlakbij het prachtige strand. Lekker eten ’s avonds, overdag lange wandelingen over deze idyllische stranden, en tegen zonsondergang genieten van het prachtige uitzicht vanaf een hooggelegen punt van het eiland, over de zee en het vasteland tegenover ons.

Het vervelende van mooie dingen is, dat ze altijd eindig zijn. Na drie dagen nadert dan ook de dag van ons vertrek naar Salvador de Bahia, waar vandaan we naar Amsterdam zullen vliegen. Om in Salvador te komen moeten we eerst met de veerboot en dan zes uur met de bus over een niet al te comfortabele weg rijden. Maar een medereiziger komt met een onverwachte meevaller: voor een paar tientjes kunnen en mogen we vliegen, de vlucht duurt maar twintig minuten en dat scheelt ons een aantal uren, die we nu langer in het paradijs kunnen blijven. Wij gaan akkoord en hij zal alles regelen. Morgenmiddag, twee uur.

De volgende ochtend draaien wij ons eerst nog verlekkerd om, staan dan uiteindelijk op, ontbijten lang en wandelen nog wat door het dorp. Het begint te druppelen. Het begint te regenen. Het is het begin van wat later een onvervalste tropische depressie blijkt te zijn. Het vervelende van tropische depressies is weer, dat ze de neiging om lang boven de plek waar WIJ verblijven te blijven hangen. Het giet en het gaat steeds harder regenen. Slagregens, onweersklappen, windvlagen beuken de palmbomen bijna plat. Eerst liggen we nog onder een afdakje in onze hangmatten, maar als het daar ook te nat gaat worden gaan we onze tassen inpakken. We lunchen in het dorp en willen dan onze bagage oppikken.

De ‘dorpsstraat’ is inmiddels veranderd in een kolkende rivier van bijna een halve meter diep. We trekken onze schoenen uit en waden tegen de stroom in naar boven, we proberen de scherpe onzichtbare obstakels onder het water te vermijden. Daar komen al sterke mannen aanlopen. Dragers. Ze nemen onze tassen op hun schouders en sprinten door de watermassa richting het strand. Ze zijn nauwelijks bij te houden. Na twintig minuten houden ze stil op een modderig grasveldje, dat doordrenkt is van de regen. Tinhare heeft geen officieel vliegveld, maar toch gaat ons toestel hier toch landen. Daar komt het aangevlogen en het maakt zo waar een landing op dit knollenveld. Het toestel is zo klein dat wij er met zijn vieren met moeite inpassen. Ik zit naast de piloot, met mijn hoofd gebogen, rechtop zitten is hier niet mogelijk.

Ik kijk de man eens aan. Een oude man, die vast en zeker al met pensioen is, maar die dit soort buitenkansjes nog wel aangrijpt. Hij ziet er niet vermoeid uit en ik geef hem het voordeel van de twijfel. Het noodweer is nu op het hoogtepunt. Ik kijk de man eens aan maar hij reageert niet. Ik kijk naar alle knoppen die hij bedient. Je weet maar nooit, je leest het wel eens: de enige piloot krijgt plotseling een hartaanval, moedige passagier weet het toestel veilig aan de grond te zetten. Maar kijken naar de knoppen heeft weinig zin. Zelfs al zou ik alles onthouden, dan zou het bedienen van knoppen in de omgekeerde volgorde ons niet veilig laten landen. Even later zitten we in de lucht en vliegen op een hoogte van 800 meter. Alles schudt, schommelt, draait, trilt, zwiert, bibbert, kolkt en wervelt in het rond, niet alleen het vliegtuig maar vooral ook onze ingewanden. Een centrifuge op volle toeren is er niets bij. Lione is muisstil, ze heeft een blik van:”we hebben het vaak gered, maar het MOEST wel een keer zò eindigen, dit is ons laatste kwartiertje”.

Ik kijk nog eens naar alle knoppen. En dan naar de piloot, die onverstoorbaar door de inktzwarte hemel heen vliegt. Duisternis, bliksemschichten en klappen links van ons, rechts van ons. “Toe maar jongen” spreek ik het kleine motortje in gedachten toe, “je kunt het, je bent er voor gemaakt”. Twintig minuten, wat kunnen die lang duren. En net terwijl ik denk dat dit een klein berichtje van drie regels op blz. 20 van de Nederlandse krant zal worden, komt Salvador in zicht. Het toestelletje begint te dalen, wat me een veiliger gevoel geeft, hoewel het natuurlijk geen verschil maakt of je nu van 800 meter hard naar beneden valt of van 30 meter.

De man zet het toestel aan de grond met een blik van “we zijn er”. Business as usual! En wij, wij moeten die grote vogel nog in. Nog nooit zo blij geweest dat ik tien uur mocht gaan vliegen in zo’n mooie grote Boeing…



Foto's

9326e.jpg
9326e.jpg
Neretslok