Potosi

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Potosi image

De hel van Potosi

Potosi
Bolivia
Timo77

De hel van Potosi

Als een gele puist in het landschap, doemt in de verte vanuit onze bus de zilverberg van Potosi op. Terwijl de bus heen- en weer schudt over de grotendeels onverharde weg, lees ik in mijn Lonely Planet dat Potosi ook nog eens de hoogst gelegen stad ter wereld is. Ik kijk uit het raam, maar nergens doet me dat in de omgeving aan denken: alles is hoog hier in de Altiplano! We rijden Potosi binnen en ik zie gelijk dat alles hier in het teken van de duivelse zilverberg staat: De zilvermijn van Potosi.

Potosi ligt op meer dan 4.000 meter hoogte op de Altiplano van Bolivia. Potosi is een oude stad die dateert uit 1546; de datum dat er voor het eerst zilver gevonden werd in de Cerro Rico ('rijke berg'). Sindsdien hebben miljoenen mensen in de mijn zich een mensenleven gewerkt op zoek naar het broertje van goud: het zilver. Potosi is een aardige stad waarvan het centrum de status van werelderfgoed door de UNESCO heeft gekregen. Smalle straatjes en koloniale gebouwen wisselen elkaar af.

Wij (net als menig andere toerist) bezoeken Potosi voor voornamelijk één ding: de zilvermijn. Alle reisboeken die door mijn handen gegleden zijn, schrijven allemaal hetzelfde: It's a shocking experience!

Het is vroeg in de ochtend wanneer we ons haasten naar de touroperator. Haasten wil niet echt lukken op deze 'adembenemende' hoogte, dus we zijn maar 'fashionably late'. We krijgen een helm en blauw overal aangemeten en we controleren de lamp voor de zekerheid. Met een busje, waarvan de deur er na drie hobbelige straatjes uit vloog, vertrekken we naar de minor's market.

Minor's market is een lange straat vol met winkeltjes waar de mijnwerkers al hun benodigdheden kunnen kopen. Van cocablaadjes tot dynamietstaven, alles is te koop. Als toerist koop je geschenken voor de mijnwerkers. Daar sta ik dan met mijn blauwe overal en dynamietstaaf in mijn rechterhand (waar je een half huizenblok mee op kan blazen). Onze gids staat erop (met een alleszeggende glimlach op zijn gezicht) dat we een 'alcoholhoudend' drankje moeten proberen. Ik neem een slokje en voor mijn gevoel gaat er Euro 95 door mijn keel. De gids kijkt me lachend aan en roept '96% alcohol'! Bepakt en gezakt vertrekken we naar de mijn.

De berg is enorm. Vandaag de dag werken er nog zo'n 10.000 mensen in de mijn en de gemiddelde mijnwerker wordt niet ouder dan 40 jaar... Helaas hebben de meeste van hen geen andere keus en zelfs kinderen zie je hakkend in de mijn.... Het is een drukte van jewelste. We gaan de mijn in en in het begin is het nog 'normaal' lopen, maar als snel is het kruipen en wordt het bloedheet. De gangen worden stoffig, nauw en de muren voelen warm aan. Het is een vreselijke omgeving voor mensen met claustrofobie en als je het al niet hebt, dan krijg je het hier wel! De mijnwerkers werken soms 24 uur non-stop en door het kauwen van cocabladeren en het drinken van suikerwater blijven ze op de been, zonder ook maar iets te eten. De gangen worden soms zo smal dat je er zelf echt doorheen moet wurgen. Op een aantal plaatsen in de mijn staat de god van de onderwereld: Tio (oom). De mijnwerkers brengen hem cocabladeren en alcohol om hem gunstig te stellen dat ze elke dag weer levend de mijn uitkomen.

Overal zie je mijnwerkers hakken en beulen. Het is een zeer triest gezicht als je bedenkt dat dit alles in hun leven is. Op vrijdag eindigt voor de meesten de werkweek en gaan ze zich massaal te goed doen aan de 95% alcohol....

Verbaasd, maar vooral een schokkende ervaring rijker, staan we weer buiten waar ons gekochte dynamiet nog even ter ontploffing wordt gebracht. Een indrukwekkend gezicht, maar zeker niet zo indrukwekkend als wat we binnen in de mijn gezien hebben.