Cerro Rico (de Rijke Berg) in Potosi
Cerro Rico (de Rijke Berg) in Potosi
Potosi ligt op 4000 meter hoogte en was vroeger een erg belangrijke stad. Rond 1700 had Potosi ongeveer 160.000 inwoners, destijds was het groter dan Parijs en vergelijkbaar met Sevilla. Potosi had dit te danken aan de zogenaamde Rijke Berg; de zilvermijn. Vanuit Potosi zijn honderden tonnen zilver naar Spanje gegaan, wat heeft geleid tot het begin van het kapitalisme in Europa. De Spaanse veroveraars lieten slaven in de mijnen werken, meestal Indianen, maar ook Afrikanen die het echter niet zo lang volhielden op deze hoogte. Uiteindelijk zijn er in de 17e en 18e eeuw zo´n zeven miljoen slaven gestorven aan het verplichte werk in de mijnen.
O ja, veel zilvertransporten van de Spanjaarden werden door Nederlandsche kapers overvallen...
Ook nu is de Cerro Rico, de Rijke Berg, nog erg belangrijk voor Potosi. Er werken nog steeds 14.000 mijnwerkers. Het hoogtepunt van ons bezoek aan Potosi is dan ook een bezoek aan de mijnen. Via het hotel regelen we een gids. Johnny laat ons alle ins en outs van het werken in de mijn zien. We starten onze excursie met een bezoek aan de mijnwerkersmarkt. We gaan naar een klein winkeltje waar de mijnwerkers hun boodschappen doen. Ondanks dat ze een laag salaris hebben (max. USD 12,00 per dag voor een mijnwerker "eerste klas"), moeten ze zelf hun eigen materiaal kopen. In dit winkeltje kopen ze bijvoorbeeld dynamietstaven, lampen, kleding en gereedschap. Het winkeltje ernaast is echter minstens zo belangrijk. Daar kopen ze namelijk hun coca-bladeren. Werkelijk alle mijnwerkers kauwen de hele dag op cocabladeren. Hierbij zit een steentje (een soort as), dat je weer in verschillende klassen hebt. De combinatie van de cocabladeren en het steentje maakt dat de mijnwerkers de hele dag fit blijven zonder te eten. Ze ontbijten 's morgens goed en eten vervolgens de hele dag niet. Ze hebben een prop van 150 cocabladeren in hun mond en daarmee kunnen ze de lange werkdagen aan. We zien later ook duidelijk dat ze allemaal een dikke wang hebben van de prop bladeren.
Wij doen ook in beide winkeltjes wat inkopen, zodat we later bij ons bezoek aan de mijn zelf kunnen uitdelen. Een dag eerder hebben we ook vast pennen en sigaretten voor de mijnwerkers gekocht.
Na 'het winkelen' krijgen wij onze mijnwerkersoutfit aan. Een soort overall, een helm en een mijnwerkerslamp. We vinden het best spannend. Eigenlijk zijn we allebei geen helden als het gaat om 'kruip-door-sluip-door'. We vinden echter allebei dat we dit wel moeten zien. Wel laten we Johnny weten dat we niet helemaal naar beneden willen en dat we graag alleen door de gangen gaan waar we nog enigszins kunnen staan. Gelukkig we hebben nog even uitstel van executie. We gaan eerst nog naar de top van de berg om van het uitzicht te genieten. Johnny geeft hier al de eerste uitleg over het leven van de mijnwerkers. De jongste mijnwerkers zijn bijvoorbeeld pas 13 jaar oud. Vrouwen werken er ook, maar alleen buiten. Binnen werken zou voor vrouwen ongeluk brengen. En de gemiddelde mijnwerker wordt slecht 45 jaar oud. Vaak krijgen ze last van stoflongen wat uiteindelijk fataal is.
Onze cadeaus blijken meer dan welkom. Er wordt bijna gevochten om de pennen voor de kinderen.