Door de puntzak naar beneden
Door de puntzak naar beneden
Als Zuid-Amerika een puntzak is, dan is Patagonie de onderste helft van die puntzak. Een enorm stuk land, leeg en ruig, met weinig mensen en veel wind. We beginnen onze reis door Patagonie voor dit verhaal in Puerto Madryn aan de Atlantische kust (eigenlijk zijn we in Bariloche begonnen). Landschappelijk gezien is het hier niet interessant: droge vlaktes en weinig groen. De grootste attractie van het schiereiland Valdes zijn de bultrugwalvissen, die hier vanaf mei hun jongen komen baren en zogen, en zo rond half december weer naar meer zuidelijke streken richting Antarctica vertrekken. Hoewel het 31 december is, heb ik stille hoop dat er tenminste nog een walvis is blijven rondhangen, maar “no señor, vertrokken is echt vertrokken”! De orka’s komen pas in februari, dus wat rest zijn de pinguïns.
Duizenden, zo niet tienduizenden zitten er. Overal zie je ze met hun karakteristieke loopje gaan: we moeten echt rustig lopen en uitkijken dat we ze niet hinderen, of erger nog, op ze trappen. Ze geven geen enkele reactie op onze aanwezigheid: hun leven gaat door zoals het altijd ging. Eenmaal op het strand zitten er duizenden bij elkaar, ze plonzen af en toe de zee in en waggelen weer vrolijk terug. Het is een vreemde gewaarwording om hier, met 33 graden op de thermometer, pinguïns te zien! In het iets zuidelijker gelegen natuurpark Monte Leon brullen de zeeleeuwen, zeehonden en zeeolifanten voortdurend en oorverdovend. We zien hier een fraai kustlandschap, met steile kliffen. Een bijzonder schouwspel, zoveel dieren bij elkaar. We wandelen door het park en zien vossen, guanaco’s (een soort lama), een gordeldier. En altijd die forse wind. Bij 25 graden deert dat niet. Het is prettig uitwaaien zo.
Vanaf de zuidelijk gelegen, bedrijvige stad Comodoro Rivadaria aan de Atlantische Oceaan steken we dwars door de Patagonische vlakte over, van oost naar west. Hier is niets. Alleen de wind . Eindeloze uitgedroogde vlaktes waar niets groeit en niets te zien is. Honderden kilometers gaat het zo door. ’s Avonds om negen uur zien we eindelijk de contouren van het Andesmassief opdoemen. Langs de weg de eerste tekenen van menselijk leven: we naderen de stad El Calafate. Dit plaatsje is de uitvalbasis voor een van de beroemdste attracties van Argentinië, misschien wel van Zuid-Amerika. De spectaculaire ijskap van Patagonië. El Calafate is een sterk gegroeid, typisch toeristenplaatsje. In de winter uitgestorven (dan is het onmogelijk om hier te reizen) en in de zomer topdrukte. In feite is het een lange straat met restaurants en winkels.
Dertig kilometer verderop kruipen vanaf de Andesbergen over een afstand van tientallen kilometers bijzonder imposante ijsmassa’s met een snelheid van enkele meters per dag naar beneden om uiteindelijk in een van de meren te belanden. Dat gaat vaak met hele brokken zo groot als huizen en onder een oorverdovend lawaai. De sneeuw die ergens hoog in de Andes honderd jaar geleden is gevallen komt vandaag als ijsblok naar beneden, het meer in. Wat ik zie als ik het uitkijkpunt betreed, heb ik al op veel foto’s gezien, maar doet mijn hart in mijn keel kloppen van opwinding: het bestaat echt! Het is dezelfde soort opwinding als de piramides voor het eerst in het echt zien of welke andere beroemde plek dan ook. Al te vaak valt het eigenlijk een beetje tegen. Maar dit overtreft alle eerder geziene foto’s en het beeld dat ik er van had. Het is zo onwerkelijk mooi en imposant dat het je “ vangt”: ik kan met mijn ogen deze ijsmassa niet loslaten en ik zou hier uren kunnen staan.
Tijdens een boottocht later op de dag zijn vooral de ijsbergen die in het meer drijven, die ons onverwacht overdonderen. Blauw, blauwer, blauwst, meer dan blauwst! Wat zijn er veel soorten blauw. Het schittert alle kanten op. Dit is een wonderwereld. Het is koud, maar we staan toch buiten, op het dek van de boot, ons vastklampend tegen de harde ijzige wind, muts op, windstopper goed dicht. Het deert ons niet, we klikken de ene na de andere foto. Na een paar dagen in El Chalten gaan we weer terug om de Argentijns-Chileens grens over te steken, op weg naar Torres del Paine.
Torres del Paine is een natuurpark, dat aan de rand van de Patagonische ijskap ligt. In het midden van het park rijzen drie enorme granieten “torens” uit de steppe omhoog. Ze zijn het boegbeeld van dit park. In vrijwel ieder fotoboek over de wonderen van de natuur kom je ze tegen. Overal in het park heb je zicht op deze enorme granietmassa’s die loodrecht omhoog wijzen. De natuur is overweldigend: diepblauwe meren, rivieren, vlakten, gletsjers en een rijk dierenleven. Om 11 uur ’s avonds zitten we ondanks de stormachtige wind voor onze hosteria aan het Pehoemeer naar de zon te kijken, die de torens een vuurgloed geeft. Een gloed die voortdurend van kleur verandert. Ik voel me bijzonder gelukkig en Nederland, precies aan de andere kant van de aardbol, lijkt verder weg dan ooit.
Via Puerto Natales en Punta Arenas komen we in Ushuaia (Vuurland). We rijden zo’n tachtig kilometer naar het oosten en nemen dan de zodiak naar Isla Martillo. Als we aanmeren worden we opgewacht door magelhaense pinguïns. Verbaasd, maar niet uit het veld geslagen, kijken zij ons aan. Het lijkt alsof ze ons begroeten. We lopen rustig tussen deze dieren die verder geen moment aandacht aan de paar bezoekers schenken. Het is een overweldigende ervaring, want dit is een pinguinkolonie waar nauwelijks mensen komen. Hier wil je nooit meer weg.