Quilotoa meer

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Quilotoa meer image

Quilotoa meer

Quilotoa meer
Ecuador
Lola

In galop door de Andes

Ik kijk ademloos over de rand van de krater naar het schitterende smaragdgroene Quilotoameer dat beneden mij ligt en neem volop de tijd om dit beeld voorgoed in mijn geheugen te griffen. Maar dan wenkt de gids ons als teken dat we terug gaan hiken naar Chugchilan. “Maak je borst maar nat”, spreek ik mezelf zuchtend toe. Afgezien van de rugpijn ben ik nog niet gewend aan een hoogte van 3800 meter. En al helemaal niet aan een wandeling van vijf uur op diezelfde hoogte.

We lopen eerst grotendeels over de krater om het meer heen. De regen komt inmiddels met bakken tegelijk de hemel uit en al gauw is niet alleen mijn borst nat, maar is alles doorweekt. Ineens is het ook volkomen mistig om me heen. Ik zie geen hand voor ogen. Weg mooie vergezichten. We stoppen even om onze poncho's aan te trekken, al is dit een vrij zinloze actie gezien de druipende staat waarin we verkeren. Met frisse tegenzin vervolg ik mijn weg over smalle paden die met de minuut glibberiger worden. Ik moet goed opletten waar ik mijn voeten neer plant.

Ik zie dat de gele poncho van de gids vol scheuren zit en hoe de man rilt van de kou. Maar hij blijft lachen, knikt vriendelijk naar de eenzame, bemodderde ziel te paard die ons passeert. Achter hem sjokken twee oude pakezeltjes moeizaam voort. Ze gaan duidelijk gebukt onder de zware last die ze met zich meedragen. Ik maak tijdens het lopen een praatje met de gids. Hij vertelt me dat hij thuis maar liefst negen monden te voeden heeft. Dat is niet mis. Ik moet er persoonlijk niet aan denken...

Na een uurtje motregent het alleen nog, zodat ik eindelijk het overweldigende landschap zie. De stortbuien tussendoor neem ik direct voor lief. Maar hoewel ik geniet van de omgeving, heb ik aan de afstand en de hoogte zoals gevreesd een zware dobber. En het moeilijkste moet nog komen: bergopwaarts! De laatste anderhalf uur gaat steil omhoog over spekgladde weggetjes. Mijn mega-zere voeten dreigen constant weg te glijden en iedere beweging die ik maak wordt door zuurstofgebrek genadeloos afgestraft.

Inmiddels loop ik aardig achter op de rest, want de groep gaat als een stel berggeiten in moordend tempo omhoog en schijnt helemaal nergens last van te hebben. Ik laat me ondertussen van mijn charmantste kant zien wanneer ik piepend en hijgend door de ijle lucht omhoog klim. Mijn hart gaat als een razende tekeer, ik heb het gevoel dat mijn longen zullen imploderen. De sterretjes dansen voor mijn ogen en mijn bewegingen worden steeds trager. Die uitdrukking van die laatste loodjes is er duidelijk niet voor niks.

Maar met een flinke dosis geduld en doorzettingsvermogen komen de meeste dingen uiteindelijk goed en na deze beproeving komt Chugchilán in zicht. Ik heb het gehaald en ben nog net niet aan hoogteziekte bezweken ;-). En ondanks het feit dat het eigenlijk te zwaar is voor iemand die nog niet geacclimatiseerd is en geen bijster goede conditie heeft, had ik het voor geen goud willen missen.

De anderen zijn al in de herberg verdwenen als ik buiten adem de gids bedank met een fooi en hem mijn poncho aanreik. Die kan hij goed gebruiken. Zichtbaar geroerd pakt hij hem van me aan. Eenmaal “thuis” zit ik er zo doorheen dat ik zachtjes begin te huilen. Ik heb ineens heimwee, elke spier in mijn lijf doet pijn en ik ben helemaal op en versleten. Alle vermoeidheid komt eruit in de vorm van een tranendal en ik moet zeggen: het lucht best op. Later die avond boek ik zelfs dapper een paardrijtocht voor de volgende dag. En dat met een glimlach...

's Ochtends kan ik me nauwelijks bewegen, maar ik moet en zal te paard. Ik ben de enige die wil paardrijden, dus ben ik de daaropvolgende vijf uren slechts samen met mijn bergpaardje en de gids met zijn muilpaard of -ezel. De gids noemt het een mule, maar dat kan zowel een muilpaard als een muilezel betekenen. Ik weet niet of er een hengst op een ezelin is gesprongen om deze creatie te creëren, of dat een merrie al dan niet vrijwillig door een hitsige ezel is genomen.

Mijn paard blijkt die dag de ziekte van traagheid te hebben. Niet vooruit te branden, de schat. Af en toe een sloom galopje, meer zit er echt niet in. Het geeft me wel de gelegenheid de natuur goed in me op te nemen en het is weer zeer indrukwekkend. Maar door de enorme regenval van de dag ervoor zijn de paden veranderd in één grote modderpoel. Denk hierbij aan spiegelgladde, smalle paadjes die loodrecht omhoog kronkelen. Het arme paardje heeft de grootste moeite zich staande te houden en ik voel zijn hoeven voortdurend onder zijn lijf weg glibberen.

De tocht voert langs een piepklein kaasfabriekje. Ik stap af om een kijkje te nemen. De kaaskopjes zijn echter erg stug en onvriendelijk, dus ik sta binnen tien tellen weer buiten. Daarna rijden we -zowaar in galop- met twee luid blaffende, vervaarlijk uitziende honden in onze kielzog in de richting van een nevelwoud. Tijdens de rit door dit prachtige, mystieke woud kom ik mijn hikende herberggenoten tegen. Als ik die rood aangelopen koppies zo zie, ben ik stiekem blij dat mijn paard het zware werk doet vandaag.

Na de lunch stelt de gids voor om van dier te ruilen. En voor ik het weet vlieg ik in rengalop door de bergen. Wauw...en sterk, zo’n muildier! Het kost hem totaal geen moeite een spekgladde berg te beklimmen. Een ware klauterkabouter. Jammer dat ze zich niet kunnen voortplanten, want daar mogen ze er van mij wel meer van maken. Terug in Nederland wil ik er ook eentje. Al moeten we het doen zonder de bergen. Die verzinnen mijn mule en ik er wel bij...