Het dak van de wereld op mijn kop. Au!
Het dak van de wereld op mijn kop. Au!
Ik ben al uren zenuwachtig. Had ik dat boekje maar niet gelezen! Maar het is te laat. Nu we bijna landen in La Paz maak ik me zo druk dat het nakende gebrek aan luchtdruk er probleemloos door wordt gecompenseerd. Koffie en alcohol zijn sinds Madrid ‘liquides non grata.’
De eerste stapjes, vier kilometer hoog, op Boliviaanse bodem zijn uiteindelijk lichter dan gedacht. Ik stort niet ter aarde, hoest geen bloed en mijn hoofd voelt goed. Langzaam daalt de druk. Zowel bij mij als in de lucht. Zouden die verhalen over hoogteziekte dan allemaal een broodje aap zijn? De zuurstoftent en rolstoelen bij de douane doen anders vermoeden.
De modus operandi is na een paar dagen La Paz lager dan anders. Rustig lopen, goed letten op de ademhaling en extra aandacht voor eten en drinken. So far so good! Het lijkt niet meer zo vreemd dat er in een kom op 3.500 tot 4.000 meter hoogte een gigantische stad gebouwd is.
Op dag drie gaan we de Alto Plano op. Via de sweatshops van El Alto, het beruchte Morales-bolwerk op de rand van de kom waarin La Paz ligt, rijden we naar boven. De meeste huizen in El Alto hebben een aardkleur. De regering belast huizen die af zijn. Een ongepleisterd huis is officieel nog in aanbouw en dus belastingvrij. Slim.
Als we stoppen om koffie te drinken vriest mijn neus er bijna af. God wat is het koud! De mensen om ons heen dragen open sandalen. Hun huid is gebarsten. Op vier a vijf kilometer hoogte brandt de zon genadeloos, niet warm maar ongekend fel. Ondanks de inspanningen van Morales is er geen elektriciteit of stromend water. Het leven is hier keihard.
Als Nepal en Tibet het dak van de wereld zijn, dan is de Alto Plano het plafond. Op vijf kilometer hoogte kun je de maan overdag aanraken. De lucht is kristalhelder, zuiver en scherp. Rechts steekt de witte kruin van een berg nieuwsgierig boven de hoogvlakte uit. We zitten nu op 5 kilometer, hoe hoog is deze berg wel niet? Overal staan Chullpas, eeuwenoude graftorens van de bewoners van de Alto Plano. Bij de Chullpas waar we stoppen om te offeren houdt een stokoude vrouw de wacht. Alhoewel, stokoud? Misschien is ze niet ouder dan 50 en heeft het leven op deze hoogte haar uiterlijk verdubbeld.
Inmiddels begint mijn schedel een beetje te knellen. Lichte hoofdpijn, nog niet hinderlijk, zo een kopje coca-thee drinken. Langs de weg staat de variant van de bekende gele borden uit Australië. De kangoeroe is vervangen door een lama.
En inderdaad, er lopen steeds meer harige vrienden rond. Even later staan we oog in oog met Bob & Ziggy Marley. Het zijn alpaca’s, familie van lama. Deze vrolijke vrienden hebben één extraatje t.o.v. de lama: een rastakapsel. Rustig kauwend op wat wier kijken de alpaca’s ons aan. Vet chill staan ze daar. Mijn hoofd krimpt weer een stukje en ik heb een metaalsmaak in mijn mond. Hoogteziekte?
Een dag en een lange nacht later staan we op het vliegveld. Ik voel me slecht. Gisteravond niets gegeten, alleen maar thee gedronken. Ik ben zo wit als een spook. Gelukkig is er geen Ghostbuster te zien, ze zouden me hebben weggezapt. De Alto Plano was net even een kilometer te ver, of beter: te hoog. De volgende bestemming is Buenos Aires. Onderweg stoppen we in Santa Cruz. Ik kan niet wachten. Links en rechts staan nog meer spoken. Toeristen uit Europa die zo te zien net zoveel behoefte aan extra zuurstofmoleculen hebben als ik. Een man is bijna doorzichtig. Een derde long zou handig zijn.
Een paar uur later is het leed geleden. Minder snel dan bij zeeziekte, maar in dit geval toch vliegensvlug is de hoogteziekte verdwenen en onderweg naar een plekje in mijn geheugen. Lange leve de lucht, hierp hiep hoera voor zuurstof!