Tour de Bolivia. deel 1
Tour de Bolivia. deel 1
‘The only normal people are the ones you don’t know very well’.
Vervelen in Bolivia is een utopie. Er is ontzettend veel te doen maar dit zelf ondernemen is een ander verhaal. Het kost meer moeite en zonder eigen vervoer is dit soms vrij lastig. De toeristen toertocht speelkaart wordt dus een aantal maal ingezet. De eerste, na nog een paar dagen in La Paz te hebben rondgehangen, is die naar Rurrenabaque en de Pampas. Een natuurgebied met veel wild-life en moerasachtige vlakten. Thuis voor de kaaimannen en anaconda’s. Het is gezellig in het kleine vliegtuig en als de chips in een bus Pringles zitten we mooi gevormd in de dunne vliegbare buis. Een uur later landen we op een korte landingsbaan en taxiën we zo het gras op. Een drie uur durende jeep-rit volgt en dan nog drie uur op de boot over de rivier dieper de Pampas in. De eerste kaaiman wordt door iedereen panisch vaak vastgelegd op de gevoelige plaat, niet wetende dat er nog honderden zullen volgen. Na verloop van tijd worden ook deze prehistorische beesten normaal om te zien rondom de boot. Samen met de schildpadden en vele vogels. Wel wordt er weer opgekeken als de zeldzame roze dolfijnen worden gespot.
Als het donker is gaan we nog een keer met de boot erop uit om de dieren op een ander tijdstip actief bezig te zien. Als kleine groene smaragden lichten de ogen van de kaaimannen fel op als onze hoofdlampen ze te pakken krijgen. Veel gebeurd er niet maar het is wel heerlijk rustgevend. Dag twee bestaat uit het wandelen in het moeras landschap. Met rubberen laarzen bewapend gaan we op zoek naar de anaconda. Urenlang ploeteren we al turend met haviksogen door het landschap. Aan het einde van de dag hebben de meeste de hoop opgegeven, maar geluk is aan onze zijde. De gids mist hem volledig maar gelukkig hebben we zelf scherpe ogen en spotten we een drie meter lange anaconda. Aangezien deze niet als trekpleister wil fungeren verdwijnt de helft al snel in het moeras. De gids heeft hem te pakken bij de staart, maar alleen krijgt hij hem er niet uit. Of we even mee willen helpen om hem eruit te halen zodat we hem kunnen bekijken en hij informatie over dit machtige beest kan vertellen. Wel even gedacht of het verantwoord is maar mijn interesse trekt sterker dan mijn geweten. Gedrieën halen we voorzichtig het zwarte serpent naar boven. Machtig gevoel al die spieren. De middag wordt gevuld met zwemmen met piranha’s en dolfijnen. Nog een mooie zonsonder- en opgang. En dan begint de reis met boot, jeep en vliegtuig (dag later) weer terug tot in La Paz.
De volgende stop is Oruro. Door een verkeerde timing moet ik zo’n 15 uur vol moet maken in deze übersaaie stad. Wat is een mens inventief met dingen doen als ie zich verveelt en moet bezig houden. Verder ben ik helemaal klaar met die vuile uitlaatgassen in drukke steden, zoals Bangkok en India en hier in Bolivia ook weer. Roetfilters ho maar. Grote bussen en vrachtwagens, kleine personen busjes en taxi’s allen blazen ze zwartgeblakerde wolken uit hun pijpen. Die zo rechtstreeks mijn pijp in gaat. Al proestend loop ik door de stad en dit zal de rest van Bolivia niet anders zijn. De hoogte en warmkoud verschillen helpen ook niet altijd mee. Gelukkig bevind ik me na een lange busrit in de mooiste stad van Bolivia, Sucre genaamd. Een koloniaal hoogstandje en ik kom hier een paar dagen helemaal tot rust. Beetje door de stad wandelen en een Dinotour (bekijken van honderden voetstappen van dinosauriërs miljoenen jaren geleden gezet).
Potosi de hoogste stad ter wereld (4070m) is het volgende uitstappunt. Het enige wat hier is zijn mijnen. De Spanjaarden hebben hier vele rijkdommen vandaan gehaald, om deze vervolgens door de Neederlandsche piraten geconfisqueerd te laten worden. Het stadje heeft echter een mooi centrum maar de toeristentrekker is wel een mijntour, wat meteen één van de meest bizarre tour is die ik ooit heb gedaan en zal doen. Onder begeleiding van oude mijnwerkers bezoek je eerst een markt om spullen te kopen (spullen alias drinken en dynamiet) voor de mijnwerkers. Ja want de mijn is gewoon volop in gebruik en als toerist wandel, kruip, zweet en stof je daar doorheen. Ook staan we wat in de weg voor de werkers en helpen we soms een handje. Het werk voor ze is zwaar, ouderwets en lichamelijk heel veel vragend. Zwetend met beitels, hamers, schep en pikhouweel gaat de arbeid hier in de nauwe gangen en kamers als maar voort. We komen jongens van 12 jaar tegen, levensverwachting rond de 55, dat is hier de realiteit. In het begin is het ijskoud maar al snel zweten we ons verloren in de nauwe gangen waar soms wagonnetjes op de rails doorheen denderen. Niet zonder gevaar dus als ook de kans op instortingsgevaar. De mijnwerkers eten niet maar kauwen non-stop op cocabladeren. Je vergeet de honger, krijgt meer energie en het helpt tegen de hoogte. Wij als toeristen kauwen het groene goedje ook maar. Echt geweldig is het niet maar het helpt. Een goede twee uur blijven we beneden en ik geniet van de nauwe gangen en gekruip en geklauter in de mijn. Toch is het ook weer fijn om de frisse buitenlucht binnen te krijgen en de harde werkers in hun aparte habitat achter te laten.