LexNiekel
Chinese Muur
werkelijk fantastisch gerestaureerd. Dat is lang niet overal het geval. Op veel plaatsen is de muur in zeer slechte staat of zelfs helemaal verdwenen. Door erosie of oorlogsgeweld, gesloopt door boeren die de stenen gebruikten om huizen te bouwen of om plaats te maken voor een snelweg. De muur volgt het landschap. Dus moet ik klimmen en dalen. Naar beneden het dal in; omhoog richting heuveltop. Traptreden op en traptreden af. Velen zijn mij voorgegaan. Want om de muur met zijn enorme lengte en ruim duizend forten en wachttorens te bemensen, waren zeer veel soldaten nodig. Als rooksignalen aangaven dat de vijand in aantocht was, verplaatsten troepen, voetvolk en boogschutters te paard zich met grote snelheid over de muur richting de plek des onheils. Ik kan het mij allemaal levendig voorstellen en geniet van het panorama, de onverzettelijke uitstraling van de muur en het feit dat er bijna geen toeristen zijn. Ik waan mij in de middeleeuwen. Ik speur de horizon af op zoek naar een strijdlustige horde Mongoolse ruiters die het gemunt hebben op het Chinese keizerrijk. Niks te zien. Misschien is het te warm voor een aanval. Zo fantaseer ik er lustig op los, totdat de betovering bij binnentreden van een wachttoren abrupt wordt verbroken. Als ik hevig transpirerend wil gaan zitten op een bankje in de heerlijk koele ruimte, klinkt er vanuit een donkere hoek een stem die in gebrekkig Engels vraagt of ik geïnteresseerd ben in chips, koud bier, een ijsje of anders in een petje tegen de zon. Ik ben weer terug in de 21ste eeuw. Een gedrongen mannetje gekleed in een legeruniform stapt uit het duister en loopt mij tegemoet. Hij heeft er ongetwijfeld geen flauw idee van dat hij mij geweldig heeft laten schrikken. Even brengt zijn uniform mij in de war. Heb ik hier te maken met een soldaat van het Rode leger? Naar mijn weten lopen die met een geweer over de schouder en zeulen die niet rond met een mand gevuld met ijsjes, bier en chips. Vragend kijkt het mannetje mij aan. Met handen en voeten maak ik hem duidelijk dat ik geen interesse heb in chips en dat koud bier mij nu even geen goed idee lijkt. Ik heb nog een paar torens te gaan. Torens die gebouwd zijn op een onderlinge afstand van ongeveer 400 meter. Bij deze afstand konden boogschutters de hele tussenliggende muur met hun pijlen bestoken. In de koelte van de toren, nog nahijgend van mijn inspanning, begrijp ik als fervent hardloper niet hoe het mogelijk is dat er sporters zijn die vrijwillig mee doen aan de Marathon van de Grote Muur. Die marathon wordt jaarlijks georganiseerd. 42,1 kilometer omhoog en omlaag in deze hitte lijkt mij een onmenselijke opgave. Vreemd genoeg benijd ik wel de weinige avonturiers die het hele traject van de muur wandelend hebben afgelegd. Maar over die 6259 kilometer mag maanden, zo niet jaren worden gedaan. Ik ga er thuis eens rustig over nadenken of ik deze voettocht over de Chinese Muur op mijn bucketlist zal zetten. Misschien moet ik eerst maar eens het Pieterpad van Pieterburen naar Maastricht lopen.