Lopend vuurtje.
Lopend vuurtje.
“Zeg het maar Doppie, links of rechts ?”
“Geen idee, doe maar rechts.”
“Mag links ook ? Het is hier éénrichtingsverkeer.”
“Mij best, zie jij al een straatnaambordje ?”
“Oh, ik zie wat: Highlander Lane.”
“Staat niet op deze kaart, momentje even bladeren.”
“We komen nu uit op Flinders Lane.”
“Oke, gevonden, links en dan tweede links.”
“Links is opgebroken, we moeten rechts.”
“Ook goed, we rijden weer van de kaart af, momentje.”
“We naderen een drukke kruising.”
“Ik heb 'm, William Street, rechtsaf zitten we gelijk op de weg richting de rivier.”
“Jammer Doppie ook afgesloten, links maar doen dan ?”
Het is begin augustus 2000 en een Tomtom is nog gewoon een klein trommeltje, de weg zoeken doe je met een kaart en een stratenboek. Als reisleider van onze 7 man grote vriendengroep heb ik al 3 weken de mooie taak van kaartlezer op me genomen. In de gehuurde minivan in Queensland kon ik het kort houden: “Einde weg links, over een kilometer of 100 pontje over de rivier nemen en dan is het nog 25 tot aan het bord 4WD Only, daar moeten we heen.”
De huurcampers in de volgende etappe van Darwin naar Alice Springs krijgen was ook appeltje eitje: één rechte weg naar het zuiden. De uitstapjes naar Kakadu, Nitmiluk en Uluru zorgden met een tussenpoos van uren danwel dagen voor een paar spaarzame linksen en rechtsen.
En dan beland je midden in Melbourne, het stratenboek weegt meerdere kilo's en telt bijna 400 pagina's. Om het geheel behapbaar te maken is groot Melbourne in vieren verdeeld en vervolgens zijn die delen ook steeds verder verdeeld tot je aankomt bij de kaarten op straatniveau. Hartstikke handig als je, zoals wij twee dagen eerder, de stad in rijdt en je elke keer een stukje verder in kan zoomen vanaf het grote plaatje met de snelwegen via de grote verkeersaders de stad in tot op de plek van bestemming.
Minder prettig is het als je een enorme ondergrondse parkeergarage uitrijdt waarbij het altijd maar de vraag is waar je boven gaat komen. Helemaal als je je precies in het midden van de grote vierendeling bevindt zodat detailkaarten die op elkaar aansluiten zich in verschillende delen van het boek bevinden.
Met verhit hoofd blader ik van kaart naar kaart, een uitweg zoekend uit een labyrinth van werkzaamheden, afsluitingen en éénrichtingstraten. Met het nodige zigzaggen door het ogenschijnlijk zo eenvoudig lijkende rechte stratenpatroon komen we uiteindelijk toch aan de goede zijde van de Yarra River. We maken nog even een klein ommetje omdat ik het grote verkeersknooppunt interpreteer als rechtsrijder, na een corrigerende lus via een aantal fly-overs gaan we uiteindelijk de goede richting op.
De opwinding om in de voetsporen te treden van Boudewijn Büch, die stuiterend van plezier op Phillip Island de dwergpinguins aan land zag komen, had er eerder op de dag voor gezorgd dat mijn vrienden die normaal gesproken altijd te laat zijn een klein half uur eerder dan gepland al in onze twee Holden Commodores klaar zaten. Met het dikke kwartier omrijden door het City Business District erbij opgeteld rijden we nipt voor op schema richting het Mornington Peninsula.
De hoogbouw van het centrum maakt al snel plaatst voor de zich eindeloos uitstrekkende buitenwijken van deze miljoenenstad. Vrijwel ongemerkt lost de bebouwing zich op in het omringende platteland. We rijden door een gebied waar akkers afgewisseld worden door stukken eucalyptusbos en hier en daar een slaperig dorpje.
“Hé Dop, kijk daar 'ns, daar links, wat is dat ?”
“Lijkt wel een soort optocht of zo, misschien wel één of andere protestmars.”
“Pfoe, komen wij even goed weg dat we daar niet achter rijden.”
“Zeg dat wel, maar euh, moet jij ondertussen niet 'ns even roken ?”
“Prima idee, ik zie daar net toevallig een picknickplaats, kunnen we mooi even stoppen.”
Terwijl ik de blauwe walm om mijn hoofd wegwapper stappen de geïrriteerde passagiers van wagen 2 uit.
“Wat is dit voor gezeik, we zijn nog maar net een uur onderweg en nu al roken ?”
“En wat was dat voor gekloot met dat rondcrossen door de stad, als we die andere uitgang hadden genomen hadden we gelijk op King Street gezeten en dan zo in één keer de stad uit.”
Ik laat deze storm stoïcijns over me heen komen tot de aandacht wordt afgeleid door de 'optocht' die ons ondertussen heeft ingehaald. Voorop rijdt een reguliere motoragent gevolgd door twee collega's die zo lijken te zijn weggereden uit een clip van de Village People. Op enige afstand volgt dan een personenauto met daarachter een grote camper en nog wat meer wagens. Als dit deel van de stoet dichterbij gekomen is blijken er voor de camper drie mensen te lopen.
Het is begin augustus 2000, over 6 weken beginnen in Sydney de Olympische Spelen. Met een estafette van precies honderd dagen wordt het vuur dat in Griekenland is ontstoken, door duizenden lopers vanuit heel Australië, naar het stadion aan de Parramatta River gebracht. En één van die duizenden loopt hier voor de camper die inmiddels is aangekomen bij de ingang van onze stopplaats.
“The Olympic Torch Relay”, we waren 2 weken te laat in het Northern Territory om de vlam te zien en uit Queensland vertrokken we een paar dagen voor de doortocht van het vuur. Maar hier in Victoria maken we live mee hoe een opgewonden deelnemer de toorts door mag geven aan een niet minder trotse landgenoot.
Vanuit weer een wolk blauwe sigarettenrook hoor ik een vertrouwde stem:
“Dop, jij wist dit hè ?”
“Ja.”
“Als we ze niet hadden gezien had je dat nooit verteld hè ?”
“Och...”
“We hadden ze bijna gemist.”
“Tja..”
“Of heb jij de boel zitten bedonderen met dat rondje door de stad ?”
“Wat denk je zelf ?”
Een grote grijns is het antwoord.