Over de Dempster Highway
Over de Dempster Highway
In 2001 gingen we op huwelijksreis. "Gaan jullie naar een tropisch eiland? Of romantisch naar Parijs?" Nope, wij gingen naar Alaska en Noord-Canada: op zoek naar de ongereptheid, de rust en de schitterende natuur van dit onherbergzame gebied. Met als hoogtepunt de 725 km lange Dempster Highway, Canada’s meest noordelijke highway. Deze gravelweg vol scherpe stenen en kuilen, met precies halverwege 1 tankstation, brengt ons over de poolcirkel naar Inuvik. Voor menig reiziger is het trotseren van deze magische weg een droomwens, en ook wij scharen ons in dit rijtje.
De Dempster Highway begint 42 km ten zuiden van Dawson en is in 1979 geopend voor verkeer. Op de goede stukken weg halen we “snelheden” van 60 a 70 km p/uur, op de slechte stukken gemiddeld 40 km p/uur. De omgeving is prachtig, dus het is geen straf om hier rustig te rijden. De bestuurder moet echter wel z’n blik goed op de weg houden, om diepe kuilen en stenen op tijd te ontwijken! We staan regelmatig stil, voor een foto of om opspringende stenen door langsrazende trucks te ontwijken.
Onze eerste overnachting op de Dempster is op de Tombstone Mountain Campground; een prachtig gelegen camping. Deze camping is het beginpunt van vele mooie bergtochten. ’s Avonds kun je met de beheerder een georganiseerde wandeling maken. Deze vertelt honderduit over de flora en fauna in dit gebied en houdt op een schoolbord bij welke dieren de passanten waar en wanneer op de Dempster Highway gezien hebben.
De volgende dag rijden we door het prachtige Ogilvie gebergte. Het landschap op de route is erg divers, we genieten met volle teugen. Kronkelende rivieren, weidse vergezichten, kale bergen en voor je de lange, eenzame weg.
Op een gegeven moment zien we in de verte een dier de weg oversteken. Een vosje? Langzaam rijden we dichterbij en zien in de bosjes een prachtige lynx verdwijnen. Geweldig, wat een mooi dier! Hij draait zich om en kijkt ons vanuit de struiken een paar minuten nieuwsgierig aan. Dan verdwijnt hij in het dichte struikgewas.
Halverwege de Dempster tanken we de camper vol in Eagle Plains, de enige bewoonde “pitstop” op deze weg. Je kunt hier tanken, banden verwisselen, slapen en een hapje eten in een eenvoudig restaurant. Bij de garage op het terrein zien we stellingen vol met alle typen autobanden…een gewild product op deze plek.
Eind van de dag komen we aan in Nitainlaii Territorial Park, een camping net na het pontje over de Peel River. Vlak voor de camping rijden we langs gammele, houten huisjes, waarvoor kinderen spelen en husky’s blaffend rondrennen. Op de camping staan we helemaal alleen, en zitten we ondanks het mooie weer, zwaar geïrriteerd door de zwermen muggen, binnen in de camper.
Rond een uur of 22.00u rijdt er stapvoets een pick-up truck met een paar ‘natives’ en wat husky’s in de achterbak langs. Ze kijken nieuwsgierig naar onze camper, en rijden rustig weer weg. Vreemd. Een uur later rijdt er weer een pick-up truck langs, met andere mannen, en speelt hetzelfde ritueel zich af. Dit gebeurt nog een keer of 4, tot diep in de nacht. Gelukkig is het buiten licht, maar we voelen ons toch wat ongemakkelijk. Het wordt een korte en spannende nacht, maar we worden de volgende morgen weer heelhuids wakker.
In het “Visitors Centre” op het terrein vertelt een meisje ons over de bewoners van dit gebied, de Gwich’in indianen (Gwich’in betekent: “mensen van de Peel”) en hun manier van leven. Ze laat ons zien hoe ze tenten en kleding maakten van elanden- en kariboehuid, en kayaks, van elandenhuid en kariboevet. Dit vet zorgde ervoor dat de kayaks waterdicht waren.
Werkeloosheid en alcoholisme zijn een groot probleem, zoals bij de meeste indianen- en eskimostammen op het noord Amerikaanse continent. De enorme veranderingen van de laatste decennia, de overgang van hun primitieve, vertrouwde manier van leven naar de moderne, westerse manier van leven, is voor velen veel te snel gegaan.
“De mensen hebben hun waardigheid verloren”, vertelt het meisje, “deze waardigheid moeten we zelf terugvinden, die kan men ons niet teruggeven”.
We vervolgen onze reis over de oneindige weg. Deze loopt door een taiga-landschap, met veel meertjes en kleine dennenboompjes. De bewoners noemen dit gebied dan ook “the land of the sticks”. Af en toe passeert een pick-up truck of zien we een bald eagle in de lucht cirkelen, maar verder is het uitgestorven.
Bij het plaatsje Tssiigehtchic (“Artic Red River”) moeten we weer met een pontje een rivier oversteken. Een van de 2 motoren van de pont blijkt kapot te zijn, dus het is even spannend of we onze reis vandaag voort kunnen zetten. Gelukkig valt het oponthoud mee en zijn we al snel weer op weg richting Inuvik.
De gravelweg vertoont soms natte, donkere plekken. Dit wordt veroorzaakt wordt door het warme weer; de permafrost die zich hier maar een paar centimeter onder de grond bevindt ontdooit.
Inuvik (“Place of man”) blijkt een troosteloze nederzetting. Dit dorpje bestaat sinds 1955 en is gebouwd ter vervanging van Aklavik, een nederzetting die dreigt te verzakken onder water. We laten een van onze banden, waar een steentje diep in prikt, repareren en slenteren door het dorp.
In het dorp zien we winkeltjes met tralies voor de ramen, politieagenten met kogelvrije vesten en dronken kerels over de straat zwalken. Als we vragen waarom de tralies en kogelvrije vesten nodig zijn antwoord een meisje in een winkel: “ooh, it’s not so bad, but sometimes people get a little bit crazy”.
We verblijven 2 nachten in Inuvik en maken per Cessna een geweldig uitstapje naar het poolijs bij Tuktoyaktuk aan de Beaufort Sea. Dan beginnen we aan de 725 km lange terugweg.
Een dag later klinkt uit onze stoffige camper een trotse vreugdekreet: “gehaald!”
We hebben de Dempster getrotseerd; 4 dagen, 2 lekke banden, een enorme ster in onze voorruit, een lynx, wat bevers, vosjes, 2 grizzlyberen, het poolijs, vele nieuwe herinneringen, spannende momenten, onvergetelijke indrukken en vele foto's later staan we weer aan het beginpunt van deze weg. Wat een gave reis!