Go with the (lack of) flow
Go with the (lack of) flow
Mexico was erg leuk dus pakken we met toch wel wat tegenzin onze rugzakken in en lopen naar het busstation. Daar aangekomen krijgen we weer de gebruikelijke hulp van een ticket-boy en voordat we het weten zitten wij in de bus en liggen onze rugzakken op het dak. Op weg naar Belize!
Mexico uit gaat snel en soepel. Melden bij het loket, snelle check van het ‘entry visum’, stempel erop en een routineus ‘Buen Viaje’. We kunnen Belize in. Een vreemde eet in de Latijns Amerikaanse bijt; ze spreken Engels. Tenminste officieel. We merken bij de grens al direct dat het hier niet echt gaat om ‘The Queens’ English’. Het is voor ons zo goed als onverstaanbaar. Ze lijken maar wat aan te rommelen. De een laat de klinkers weg, de ander gebruikt geen werkwoorden.
Lopend door het stukje niemandsland tussen de grensposten zien we in de verte een bus klaar staan. We fantaseren al over een biertje onder een palmboom op Caye Caulker; onze eindbestemming van vandaag. Dat moet zo gepiept zijn. Mis! We hebben nog geen rekening houden het Belizaanse concept van tempo. Of beter, het ontbreken van tempo.
We sluiten aan in de rij voor loket 1. Dit had een indicatie moeten zijn. We zaten met 12 mensen in de bus en hebben ondertussen niemand zien aankomen bij de grenspost. Dus waarom een rij van ruim 50 mensen… .
Langzaam schuifelen we vooruit. We blijken hier ons visum te moeten betalen. We leggen de verplichte dollars neer en willen op weg naar de bus, die er gelukkig nog steeds staat. Mis! Er is ook een loket 2. Met ongeveer dezelfde rij. Na een uurtje krijgen we hier een tweede stempel. Nu snel naar de bus. Mis! Een militair, zittend op een schommelstoel, sommeert ons naar hem toe te komen. Vragend staan we voor hem. Langzaam gaat zijn arm omhoog en wijst hij naar een bord. Er is blijkbaar ook nog een bagage-check. Ook daar weer een rij. Inmiddels zien we uit onze ooghoeken de bus vertrekken. Het beeld van een biertje onder de palmboom verandert langzaam in een fata morgana.
De douane beambte wijst eerst naar mijn rugzak en dan naar een tafeltje voor hem. Ik ga er maar vanuit dat hij wil dat ik zelf de tas daar neerleg. Maar zelfs het wijzen gaat zo langzaam, dat ik, ondanks mijn voornemen om me aan te passen aan de lokale gebruiken, mijn geduld begin te verliezen. Met een grote zucht zet ik mijn rugzak op de tafel. Die zucht is voor hem een teken om nog maar een tandje terug te schakelen. Hij beweegt nu in slow-motion. Maar ook in slow-motion is hij in staat een zorgvuldig ingepakte rugzak in een chaotische puinhoop te veranderen.
Realiserend dat zuchten niet helpt, besluit ik zwijgend mijn spullen weer in te pakken. Om me heen kijkend, zie ik ook dat alleen de Westerse toeristen problemen hebben met het (gebrek aan) tempo. De Belizanen deppen af toe het zweet (?) van hun voorhoofd en bewegen vrolijk lachend in hetzelfde tempo als de douaniers.
Gelukkig is er weer een bus gearriveerd en lijken het biertje en de palmbomen dan toch dichterbij te komen. Mis. We laten ons toch weer laten foppen door onze Westerse manier van denken (klaarstaande bus = snel vertrekken = bestemming in zicht). Als we allemaal zitten, stapt de chauffeur uit. Wederom morren alleen de toeristen, terwijl de lokale passagiers rustig doorgaan met het deppen van hun voorhoofd.
Na 45 minuten komt de chauffeur terug en met wat onverwacht snelle handelingen zet hij de bus in beweging. Een duidelijke zucht van verlichting overstemt het bulderende geluid van de oude motor. We zijn op weg! Maar dan remt de bus weer af. Nieuwsgierig kijk ik door de bus naar voren. Ik zie een man instappen… op nog geen 200 meter na de grensovergang, waar we al die tijd hebben staan wachten. Ik onderdruk een zucht. De bus trekt op, schakelt door naar z’n twee, remt af en stopt weer. Wederom stapt een passagier in. Niemand kijkt of op om, de chauffeur kletst vrolijk door en trekt weer op. De bus haalt ternauwernood de tweede versnelling voordat hij weer afremt. Een dame stapt langzaam in. Zij groet een aantal passagiers en gaat ook zitten. En wederom optrekken en direct remmen. De deur heeft nog niet eens kans gezien om zich te sluiten. En jawel, een nieuwe passagier. Vertwijfeld werp ik een blik door de achteruit. Ik kan de grenspost nog steeds zien. De bus is al vier keer gestopt om passagiers in te laten stappen. En dat terwijl we ruim drie kwartier stil hebben gestaan bij de grensovergang. Maar ik geloof niet een van die mensen ook maar één seconde heeft overwogen om naar de bus te lopen.
Maar ja, het is mooi weer, we hebben een zitplaats (alhoewel, het is een oude Amerikaanse schoolbus, gemaakt voor Amerikaanse schoolkinderen met beenlengte van een gemiddeld Amerikaans kind) en in de verte lonkt een ijskoud biertje. Dus ik leg me neer bij het Belizaanse tempo. Ik raak inmiddels ook gewend aan het voortdurende ritme van stoppen en optrekken. Al slaat de familie, die weigert de 50 meter naar de bus te lopen, terwijl twee mannen bijna 20 minuten bezig zijn hun huisraad op het dak van de bus te plaatsen, toch nog een deukje in mijn aanpassingsvermogen en geduld.
Uiteindelijk bereiken we toch onze eindbestemming; de pier van Belize City. De middag loopt al op zijn eind en de zon gaat bijna onder. Gelukkig is er nog een boot die ons wel naar Caye Caulker wil brengen. Opeens blijken er in Belize ook dingen snel te kunnen. Een speedboat met twee enorme buitenboard motoren laat ons een half uurtje hard stuiteren op de ondiepe en heldere zee, voordat we, dan toch nog sneller dan verwacht, aan land stappen.
Tien minuten later schuift een vriendelijk lachende barman een ijskoude Belikin mijn kant op. Welcome in Paradise.