Een leuke verrassing in Venezuela
Een leuke verrassing in Venezuela
In het bergachtige noorden van Venezuela zijn eergisteren twee Nederlandse toeristen, een vader (43) en zijn dochtertje van acht jaar oud, omgekomen. Zij werden meegesleurd door een ijskoud woest stromend riviertje in de deelstaat Monagas en werden een dag later twee kilometer verderop gevonden. De week daarvoor was op dezelfde plek al een Zwitserse toeriste omgekomen. De autoriteiten in de Noord Venezolaanse staat spreken over ‘toeval’.
Bovenstaand bericht heeft nooit in de Nederlandse kranten gestaan, want ik heb het zojuist verzonnen. En om deze reden heb ik het hier ook kunnen opschrijven. Nee, spotten met het leven en de dood zal ik nooit doen, integendeel. Als het echt was gebeurd, was deze blog nooit geschreven en was mijn dochter, toen acht, nu niet de energieke leuke jonge vrouw van 27. Maar het had gekund. Die drie seconden hadden maar even anders moeten lopen.
Drie dagen rondtoeren door het noorden van Venezuela. De boottocht vanaf het Caribische eiland Isla Margarita naar de kust van Venezuela was een hachelijk gebeuren geweest. Twee uur in het donker van de nanacht varen in een open schuitje, vervaarlijk schommelend op de hoge golven, met een stuurman die de rum ruimhartig naar binnen goot, als voorbereiding op het ontbijt. Verder was alles goed verlopen: de landing in de haven, mijn ontmoeting met een anaconda in het veld toen ik wat water wilde afgieten, mijn zoon die van het paard afviel en in de modder terecht kwam. Maar ook de Warao-indianen in de Orinocodelta. Dochterlief van acht die in de kajak van een oude indiaan een stukje de Orinoco op mocht. Orinoco flows. Wat straalde ze, want welk kind van acht kan thuis nu zo’n verhaal vertellen: met een indiaan in een kano een gevaarlijke tropische rivier op! Het was een reisje zoals het hoorde te zijn: never a dull moment, genoeg te beleven.
We kwamen terecht in het mooie bergachtige noorden van Venezuela, in de buurt van Caripe. Daar bevindt zich een grot, vol met vetvogels. Honderdduizenden, misschien wel miljoenen vogels huizen daar. Tegen zonsondergang vliegen ze allemaal tegelijk de grot uit, wat een wonderlijk gezicht is, en wat dan ook vele toeristen trekt. In afwachting van dit grote gebeuren ging er gewandeld worden. Op een brug keek ik naar een woeste koude kolkende bergrivier die zijn weg naar beneden baande. We liepen een stuk langs het watergeweld. En toen kwam het. We gingen het riviertje oversteken. OVERSTEKEN! ‘Don’t worry” zei de gids, ‘ het is niet diep’. Dat klopte, het water kwam tot mijn middel en vervolgens tot mijn borst. Ik droeg mijn dochter eerst op mijn armen en later zette ik haar op mijn schouders. Voorzichtig voelen over de bodem, van steen naar steen. Het ging goed. We bereikten de overkant. Daar liep het pad een stukje verder, maar weer moesten we de rivier in, terug naar de andere kant. En even later weer oversteken. Mijn zoon werd door een local aan de hand genomen en ging later op zijn rug.
Ik ploeterde met dochterlief boven mij door de woest kolkende massa. Het was ijskoud en ik hoorde achter mij mompelen dat er toch wel erg veel regen was gevallen de laatste dagen. Het waterpeil was opvallend hoog. Dat merkte ik ook, want af en toe ging ik tot mijn schouder onder. ‘Op de stenen stappen, rustig lopen’. Ik dacht dat je er eigenlijk toch wel veel voor over moest hebben om ergens te komen waar het mooi, bijzonder of interessant was. Tenminste dat laatste hoopte ik. Op dat moment gebeurde het. Ik gleed uit, van de steen af. Meteen ging ik kopje onder ,maar ik probeerde mijn dochter zo hoog mogelijk boven me te houden. Gestrekte armen, 35 kilo de lucht in. Steen, steen, dacht ik. Waar is die steen. Er was geen steen. Ik voelde hoe mijn dochter na lange seconden van mij afgetrokken werd, ik was lichter en kwam weer boven. Zwemmen was mijn eerste reactie. Ik zag mijn dochter op de rug van een locale man. En toen vond ik ook weer bodem. Ik ving flarden van een gesprek op:
‘Vorige week… Zwitserse vrouw… hier uitgegleden…meegesleurd. Kilometer verder op gevonden. Konden niet veel voor haar meer doen.’ Daar schrok ik wel van, want zo gevaarlijk had ik het aanvankelijk niet ingeschat. We klommen op de kant en daar was helemaal niets te zien. ‘Zo zijn we er weer allemaal?’ zei de gids? ‘ Dan gaan we zo meteen terug’. O nee, dacht ik, niet weer, zeven keer oversteken, wat een ellende. Nu was het niet leuk meer. We liepen een pad op, dat vreemd genoeg omhoog ging. Diep beneden ons kolkte de woeste bergrivier. Na een tijdje stonden we ineens bij een brug. Een brug, onze brug. Ik zag onze bus. Dit pad had dus gewoon al die tijd naast (boven) het riviertje gelopen. Daarover kon je gewoon rustig wandelen. De crossings door het ijskoude gevaarlijke water waren helemaal niet nodig geweest! ‘ Leuke verrassing geweest he?’ zei de gids tegen mijn zoon. Bijna verzopen, en dat voor helemaal niets.
Soms doe je op reis dingen waar je thuis niet eens over zou nadenken. Logisch, je wilt iets zien of beleven, en soms neem je de smalle bergrichels langs diepe kloven maar voor lief. Of je stapt bij een local in de boot, terwijl je ziet dat de boot water maakt. Maar ja, langs de kloof is de enige weg, je hebt geen benul van slecht weer dat op komst zou kunnen zijn. Het bootje is het enige bootje. En we stappen gewoon maar in. Of we lopen klakkeloos een gids achterna, het water in. In de vetvogelgrot is niets gebeurd en ook het vliegtuigje terug met gaten in de vloer en rook overal om on sheen heeft ons veilig naar ons eiland terug gevlogen, dwars door een joekel van een onweersbui heen. Venezuela, je moet het eerst overleven, maar dan heb je ook wat (gehad)….