Nederland ontvluchten
Nederland ontvluchten
Even had ik het gehad met Nederland en dus besloot ik op vakantie te gaan. Je kunt dan naar de Spaanse kust, waar de kroketten en frikadellen net als in Nederland gewoon uit de muur te trekken zijn en 's avonds wordt meegezongen op de muziek van Frans Duijts en Jan Smit. Of je vertrekt naar een camping in het noorden van Italië of Zuid-Frankrijk, waar Hollandse gezinnen in groten getale hun met Nederlandse producten volgeladen caravans naartoe hebben gereden en gezamenlijke barbecues organiseren. Natuurlijk kun je ook altijd nog naar Turkije, waar een heus mini-Amsterdam is gebouwd, compleet met grachtenpanden, Hollandse lekkernijen en een windmolen. Is dit allemaal te dicht bij huis, dan vertrek je toch gewoon naar Curaçao, waar je met duizenden Nederlanders op het strand kunt gaan liggen bakken om vervolgens de lokale Albert Heijn binnen te stappen voor een haring met uitjes.
Nee, bedankt. In een dergelijke vakantie had ik geen zin en dus besloot ik naar Bolivia te gaan. Ik begon mijn reis in Sucre en aldaar werd ik geheel onverwacht, maar zeer hartelijk, verwelkomd door een grote groep Nederlanders, die toevallig meer dan de helft van het aantal gasten in het hostel vormde. Zo ver van huis en dan meteen omringd door landgenoten. Jammer, dacht ik, maar dat kan gebeuren. Echter, toen ik op aanraden van de hosteleigenaar Café Florín binnenstapte voor een hapje en een drankje, en daar aan de muur een Nederlandse vlag en een poster van het Nederlands voetbalelftal zag hangen, gingen bij mij de alarmbellen rinkelen. En ja hoor, toen ik de menukaart aan een onderzoek onderwierp, werd mijn vermoeden bevestigd: Op mijn eerste avondje uit in Bolivia was ik zojuist in een Nederlandse tent beland, terwijl dat toch precies was wat ik wilde vermijden. Hier kon ik genieten van broodjes pindakaas, stroopwafels, Nederlandse bieren, Bossche bollen, patatje oorlog, appelflappen en bitterballen. Uiteindelijk bleek tachtig procent van de aanbevolen restaurants en cafés in Sucre een Nederlandse eigenaar te hebben. Vier van de vijf. Die vijfde was Duits. Bij Café Amsterdam had ik al een donkerbruin vermoeden dat het weleens een Nederlands getinte tent zou kunnen zijn, maar bij Flavour en Joyride had ik geen idee dat er stamppot, Hollandse kaasplankjes, jenever en broodjes kroket op de menukaart stonden.
Na Sucre vertrok ik naar Tupiza, in het zuidwesten van het land, waarvandaan ik een vierdaagse jeeptour door adembenemende landschappen met prachtige meren, vulkanen en schitterende rotsformaties ondernam. Letterlijk adembenemend, want als je op bijna vijf kilometer hoogte een stukje de berg op loopt, voelt het of je zojuist de halve marathon hebt gerend. Uiteindelijk bracht deze tocht me naar de zoutvlakten van Uyuni, één van de hoogtepunten van Bolivia. Ook weer letterlijk. We verlieten Tupiza om half negen 's ochtends. Ik, drie medereizigers, een chauffeur en een kok. En natuurlijk had ik weer het geluk met drie andere Nederlanders in de groep te zitten. In de auto werd vier dagen lang Nederlands gepraat en alsof dat nog niet voldoende was, vond iemand het wel een gaaf idee haar iPod op de speakers aan te sluiten en de hele groep mee te laten genieten van De Jeugd van Tegenwoordig en Wolter Kroes. Ongelooflijk. Ik heb mijn koptelefoon opgezet en gedaan alsof ik sliep.
In Uyuni aangekomen, nam ik me voor meer moeite te gaan doen de Nederlanders te ontwijken. Mijn volgende bestemming was La Paz. Op goed geluk besloot ik in een hostel in het centrum te overnachten en tot mijn vreugde heb ik in de vijf dagen daar slechts eenmaal iemand mijn moedertaal horen spreken. Die heb ik tijdens mijn verblijf zorgvuldig weten te ontwijken. Echter, toen ik informeerde naar een fijn restaurant, werd ik verwezen naar Sol y Luna, dat in mijn oren Spaans genoeg klonk om eens uit te proberen. Grote fout. Bij binnenkomst werd ik verwelkomd door Nederlandse vlaggen, een portret van onze Beatrix en een menukaart met hutspot, bitterballen en meer Hollandse zooi. Zou het hier dan toch weer hetzelfde gaan als in Sucre?
En dan te bedenken dat ik naar Bolivia was gevlogen om juist het Nederlandse te ontvluchten. Maar dat bleek allesbehalve eenvoudig, met die uit het kolonialisme voortkomende Hollandse reizigersmentaliteit. De Nederlandse toeristen zijn altijd van mijlenver te herkennen aan hun kleurrijke kledingcombinaties en arrogante houding, maar de groep Nederlanders die zich permanent heeft gevestigd in een ander land wordt vaak pas als zodanig ontmaskerd als het al te laat is, zoals ik in de restaurants in Sucre en die eerste avond in La Paz had meegemaakt. Daarom besloot ik het vanaf dat moment helemaal anders aan te pakken.
Aangezien ik in de twee maanden die ik in Bolivia heb doorgebracht, heb ontdekt dat de Boliviaanse keuken niet mijn favoriet is, besloot ik internationale eetgelegenheden te bezoeken. En omdat ik geen broodjes kroket en erwtensoep meer op de menukaarten wilde aantreffen, liep ik op mijn tweede avond in La Paz een Mexicaans restaurant binnen. Tequila werd groot geadverteerd bij de voordeur, evenals authentieke Mexicaanse gerechten. Heerlijke enchilada’s met gehakt heb ik er gegeten, vergezeld door een flesje Corona. De ober droeg een sombrero en uit de speakers klonk Spaanstalige muziek – Mexicaans waarschijnlijk, maar dat is natuurlijk een pure gok.
Eindelijk weg van die Nederlanders, eindelijk echt op vakantie! Nog een Corona, want ja, ik bevond me immers in een Mexicaans restaurant. Een tequila als afsluiter en ik vroeg de rekening. Ik had het geld al lang neergeteld en de ober kwam zojuist op me af gelopen om het geheel met zich mee te nemen en mij een goedenacht te wensen, toen mijn oog viel op die ene regel onderaan het velletje papier waarop mijn bestellingen en het door mij verschuldigde bedrag stonden geschreven. Letterlijk stond er: ‘Gracias, thank you en bedankt hè!’ Dus toch. Die verdomde Nederlanders. Geen ontkomen aan.