La Paz

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

La Paz image

Halsbrekende toeren op de Death road

La Paz
Bolivia
Lola

Halsbrekende toeren op de Death road


Stel je eens voor: dronken tegenliggers op een glibberige, amper drie meter brede gravelweg vol gaten. Ontelbare haarspeldbochten zonder vangrails. Slecht zicht door zware regenval en dichte mist. Op hoge snelheid rakelings langs duizelingwekkende afgronden en dwars door de watervallen langs de kant. Gesteente, dat losgeraakt door modderstromen langs steile bergruggen op het wegdek klettert. Dat is de beruchte 'Death road'. En ik ga hem per mountainbike bedwingen. Denk ik...

De dertiger jaren. Bolivia en Paraguay zijn verwikkeld in een bloedige strijd om de olie- en gasvelden in Paraguay. En terwijl de oorlog voortwoekert, zet Bolivia krijgsgevangenen in om onder erbarmelijke omstandigheden een 64 kilometer lange weg aan te leggen tussen La Paz en het 3500 meter lagergelegen Coroico. De route voert langs minimaal 600 meter diepe ravijnen en veel Paraguayanen moeten hun levensgevaarlijke werkzaamheden dan ook met de dood bekopen. Maar de weg komt er, kronkelend door de bosrijke Yungas, de overgangszone tussen het koude Andesgebergte en de stomende jungle. En met 200 tot 300 dodelijke ongevallen per jaar, is de bijnaam Death road al gauw geboren.

In de jaren negentig heeft de Death road al vele duizenden slachtoffers geëist en krijgt hij met recht zijn tweede doopnaam: 'the world's most dangerous road'. Die twijfelachtige eer verwondert me allerminst. Dus of ik mijn leven in de waagschaal wil stellen voor wat spanning en sensatie weet ik nog even niet. Ik moet sowieso van La Paz naar Coroico omdat ik vrijwilligerswerk ga doen bij La Senda Verde, opvangcentrum voor wilde dieren in Yolosa. En laat zich dat nou net aan het eind van de Death Road bevinden. Nu is er twintig (!) jaar lang gewerkt aan een nieuwe, geasfalteerde weg, waar sinds de opening in 2006 het meeste verkeer gebruik van maakt. Zo ook de openbare minibusjes naar Coroico. Veiliger, maar minder avontuurlijk.

Uiteindelijk boek ik na twee dagen van vertwijfeling bij een lokale touroperator de mountainbike trip. Die nacht droom ik van een overvolle, roestige rammelbak die met gierende banden van een torenhoge klif naar beneden stort, opgeslokt door de gapende diepte. Als ik 's morgens gehaast aankom bij de touroperator in een zijstraatje van de beroemde heksenmarkt, ben ik bloednerveus. In de steeg staat de zwarte minibus met acht blinkende fietsen op zijn dak al met ronkende motor te wachten om ons naar het startpunt te rijden. Ik schuif de deur open en tel een serieus ogende chauffeur, twee goedlachse gidsen en vier lijkbleke backpackers. “Ready?”, vraagt de chauffeur. Als antwoord krijgt hij slechts wat aarzelende knikjes. “Vamos”.

Een uur later luister ik gespannen naar de instructies, intussen over de schouders van de gidsen heen kijkend naar de besneeuwde bergtoppen van de Andes. De strekking van het verhaal is dat de weg bestaat uit diverse secties waarvoor steeds weer andere regels en technieken gelden. We zullen daarom aan het eind van elke sectie stoppen voor nieuwe instructies die we heel secuur moeten opvolgen, want anders gebeuren er ongelukken. Geen geruststellende gedachte. Hierna overhandigen ze me de fiets plus een arsenaal aan beschermende accessoires: een helm, handschoenen, kniebeschermers, een waterdicht pak en een fluorescerend vest en dan kan het gekkenwerk beginnen.

Het eerste gedeelte is het makkelijkst, want dat is nog asfalt. De weg gaat vrij steil naar beneden, dus zoeven we met een rotgang over het wegdek. Al snel zijn mijn wangen volkomen betraand door de snijdende wind. Zodra ik enigszins vertrouwd ben geraakt met het moordende tempo, durf ik het aan de omgeving wat beter in me op te nemen. Tevergeefs, want door de tranen en de vochtige mist zie ik geen hand voor ogen. Voor ik het goed en wel besef zijn we echter aan het eind van de asfaltweg en ligt de fameuze Death road in al zijn bedriegende eenvoud voor me.

Hier begint de mist wat op te trekken en als ik naar rechts kijk zie ik de ongerepte, groene bergen imposant afsteken tegen de eindeloze diepte. Mijn gezicht spreekt blijkbaar boekdelen, want de gids adviseert ons gelijk om niet langs de weg omlaag te kijken, maar ons te focussen op de weg die voor ons ligt. Dat lijkt me een uitstekend idee. Hij geeft nog wat aanwijzingen en laat zijn collega voorgaan. Voor de start zie ik uit mijn ooghoeken nog net hoe hij een schietgebedje doet. Dan stuiter ik in volle vaart over de smalle, hobbelige weg en voel ik hoe ik langzaam de controle over mijn fiets begin te verliezen.

Het is een ongekend mooie, spannende afdaling. Het gevreesde ravijn aan de ene zijde en de met tropische vegetatie begroeide heuvelruggen aan de andere. De honderden houten kruizen langs de weg vertellen elk hun eigen trieste verhaal. Met wild schokkend stuur probeer ik stenen, gaten, enkele tegenliggers en een giftige slang te ontwijken. Ik passeer vogels en bloemen in alle kleuren van de regenboog en werp af en toe een blik op de wonderschone vergezichten. Sommige bergen zijn deels gehuld in de wolken, anderen liggen te schitteren in de brandende zon. Als we stoppen om wat te drinken waag ik het toch over de rand te kijken, maar doe meteen een flinke stap terug. Halverwege de afgrond liggen de wrakstukken van een onfortuinlijk voertuig.

We vervolgen onze tocht en de watervallen komen in zicht. Het water stroomt her en der langs de steile rotswanden, wat het wegdek verandert in een modderpoel. Zeiknat geworden race ik door de plassen. Plotseling duikt er een vlijmscherpe bocht op en dan gebeurt het. Ik heb nog teveel vaart en in de bocht ga ik onderuit. Ik val languit op mijn gezicht, op nog geen meter van de rand van de klif. Binnen een paar seconden schiet een van de gidsen me te hulp. Hij vraagt bezorgd of het gaat en helpt me overeind. Afgezien van een bloedende kin, geschaafde armen en een dikke knie, geloof ik van wel. Hoewel ik van top tot teen sta te trillen en mijn missie vervolgens in pure doodsangst volbreng.

Eva Buijs