Westelijke-Falkland Eilanden: ademloos
Westelijke-Falkland Eilanden: ademloos
Ik word 's ochtends wakker na onrustig geslapen te hebben en kijk door het patrijspoortje naar buiten. De zon schijnt flauwtjes, een klein eiland bevindt zich op een paar kilometer van de Ortelius. De Falkland Eilanden zijn bereikt. Na het ontbijt gaan wij voor anker in een champignonvormige baai in het zuiden van Carcasseiland, een eiland van 19 km² in het noordwesten van de Falklands. Voor het eerst loop ik in mijn waterbestendige kleding en mijn geleende laarzen over de loopplank en stap in de zodiac, de rubberboot die mij naar het strand brengt.
Een lichte wandeling
Ik heb gekozen voor de hike, een lichte wandeling van een paar kilometer over goed begaanbaar terrein. Op het strand wachten enkele magelhaenpinguïns ons op met hun zwarte kop, witte borst en twee zwarte banden. Het eerste deel van de hike volgen wij gids Sandra. Zij vertelt over de verschillende vogels die wij zien als zij zich niet verschuilen in het hoge gras, tussock genaamd. Het weer is heerlijk en de omgeving is prachtig: groene heuvels, verlaten baaien en veel vogels. Wij passeren een meertje en komen aan bij een hek om de schapen tegen te houden. Hiervandaan is de boerderij van de eigenaren van Carcass, het echtpaar McGill, goed te zien. Het is niet ver, maar ik merk nu dat de laatste dagen slopend zijn geweest: de lange reis, te veel gelopen in Buenos Aires, een vroege vlucht naar Ushuaia, daar weer veel gelopen en een gebrek aan slaap de afgelopen nacht. Mijn neus zit vol en mijn longen ook, waardoor ik nauwelijks lucht krijg. Ik ga even zitten, deels om van het uitzicht te genieten, deels om op adem te komen. Wanneer ik uiteindelijk bij de boerderij aankom, kan ik nauwelijks ademhalen. Het was een korte wandeling over eenvoudig terrein, toch ben ik opgelucht als ik kan zitten voor de Falklandtea. De McGills trakteren bezoekers altijd op een tafel vol met cake en koeken.
Een eiland voor jezelf
In de middag volgt een bezoek aan Saunders Island, weer een eiland in privébezit maar met 131 km² veel groter dan Carcass. De zodiac zet mij af op The Neck, een laag strand dat de twee heuvelachtige delen aan beide zijden verbindt. Een korte wandeling, die ik zelfs in mijn huidige staat nog eenvoudig aankan, brengt mij naar de kolonie rotsspringers, een vrij kleine pinguïnsoort met een mooie eigenwijze kop. Uiteraard is de rotsspringer zwart-wit, maar deze soort heeft een gele streep bij zijn wenkbrauwen, een gele hangende kuif en felrode ogen. Bovenop zijn kop lijken de zwarte veren op stekeltjes. Tussen de rotsspringers lopen ook koningspinguïns, naar mijn smaak de mooiste pinguïnsoort. Op South Georgia zal ik koningspinguïns in enorme aantallen zien. Op Saunders zijn bovendien ook nog albatroskolonies. Zelfs een albatros kan niet alles in de lucht doen.
Terug bij The Neck wachten de eigenaren David en Suzan Pole-Evans ons op en hopen nog wat souvenirs te verkopen. Een eigen eiland klinkt als een droom. In werkelijkheid is het leven van de eigenaren eenzaam, zowel op Saunders als op Carcass. In de zomer komen er nog met enige regelmaat cruiseschepen langs en loopt er wat personeel rond. 's Winters is er niemand, alleen de lange nachten, de kou en de wind. Na ons vertrek moeten de eigenaren nog 45 minuten terugrijden over hun eigen eiland naar hun huis.
Meer lezen? Bezoek mijn site: rolandmuis.wordpress.com