Kakadu, oeroud Aborginal land
Kakadu, oeroud Aborginal land
(dit is een klein deel uit ons Australie reisverslag)
Uluru en Kata Tudja vonden we een hoogtepunt, maar de dagen in Kakadu nabij Darwin zullen me bijblijven als een ultieme natuurervaring, een heel bijzonder landschap, dat volgens mij uniek in de wereld moet zijn. Wat ik echter nooit zal vergeten is de ongelooflijke hitte. We zijn van onze reizen wel iets gewend, maar de hitte hier in Noord-Australie is met geen pen te beschrijven.
We maken een vroeg korte vlucht van Alice Springs naar Darwin. Hier is de sfeer weer heel anders dan in het rode hart van Austalië. Onmiskenbaar tropisch: uitbundig groen, klam en heet. Darwin is niet groot en ook niet bijzonder. Een ordelijke, nette tropenstad. De botanische tuinen zijn een aanrader, en het centrum is klein, de sfeer op straat gezellig. We eten wat op een terras, en gaan vroeg slapen. De volgende ochtend weer om half 6 op voor het Kakadu-avontuur.
Kakadu is eigenlijk onvergelijkbaar met wat dan ook. De ene helft van het jaar is het kurkdroog en in december begint (tot mei) de wet season, het natte seizoen. En dat is niet zo maar nat! In Darwin zagen we de waarschuwingen voor het aankomende natte seizoen. Wat te doen om goed voorbereid te zijn op de aanstaande zondvloed. “Get set for the wet!”. Van december tot maart woeden bijna onophoudelijk zware onweersstormen, zijn er wervelwinden en komt de regen overvloedig naar beneden. Dat heeft tot gevolg dat het land, tot ver landinwaarts, uiteindelijk overstroomt. Ineens komt het dierenleven weer tot volle ontwikkeling. Krokodillen zwemmen honderden kilometers het land in, overal zie je weer vissen en reptielen verschijnen, wegen overstromen, de dierlijke rijkdom is dan overweldigend.
Kakadu bestaat voor een deel uit wetlands, natte waterrijke laaggelegen gebieden, met veel vogels en ander dierenleven (krokodillen!) en voor een ander deel uit rots- en steenvlakten, soms diep uitgesneden door rivieren (de Katherine kloof b.v.). Er zijn veel Aboriginal rotstekeningen, sommige heel oud. Een waardevol gebied in veel opzichten.
Overal in het park zie je waarschuwingsborden: voor wegen die plotseling kunnen overstromen en vooral voor de zeer gevaarlijke zoutwaterkrokodillen, die vijf meter of meer lang zijn. Deze waarschuwingen staan er niet voor niets. We horen meer dan eens verhalen over “lollige” toeristen die twee meter van het water af staande (op zich al niet aan te raden) steentjes in het water gooien. De krokodil is van nature niet agressief, maar wil slechts één ding: met rust gelaten worden. Hij zal dan ook bij de minste verstoring in het water niet aarzelen om je onmiddellijk aan te vallen en te doden. Tijdens een boottochtje wordt ons verzocht niet in de boot te gaan staan omdat de boot dan kan schommelen en dit voor een krokodil al aanleiding kan zijn om aan te vallen. Tijdens onze tochtje over deze krokodillenrivier zien we echter vooral veel vogels en slechts een enkele krokodil.
De lokale bevolking noemt deze tijd (begin november) het silly season. Eigenlijk wordt iedereen een beetje gek van de hitte en wordt er voortdurend in ieder wolkje aan de hemel de verlossende bui gezien. Men smacht naar regen en een beetje afkoeling. Dit jaar is die echter laat. Het is half november en nog altijd droog en heet. Voordeel is dat alles nog goed begaanbaar is. Nadeel: je bent nauwelijks nog te bewegen om ook maar één stap te zetten! Het is stomend, dampend, het voelt als een hete natte deken die voortdurend om je heen ligt. Extremer dan dit kan het nauwelijks, vinden we. Als ik dit opschrijf is het half 7 ’s avonds. We zitten voor ons huisje. Het zweet stroomt in dikke stralen van ons lijf; om ons heen krijsen de papegaaien, de vliegen proberen onophoudelijk je neus, oren en ogen (!) binnen te dringen. Het is 43 graden en de vochtigheidsgraad bijna 100 %.
Het moet ongelooflijk moeilijk zijn geweest voor de Aboriginals om hier te leven, zonder enige bescherming in dit extreme weer: het is of verstikkend heet of het land overstroomt vanwege de heftige zondvloed. Nu is het, althans binnen, nog wel uit te houden, dankzij de airco. Zodra we ons huisje uitstappen weten we niet wat ons overkomt. Ondanks de hitte werken we een vol en druk programma af. We komen tenslotte om het nodige te zien. We zien veel wildlife, vooral vogels, heel veel soorten, buffels en wallabies. Op de Mary River de krokodillen. “Op dit stuk moeten er al zo’n 150 zitten “, zegt onze gids. We geloven het graag. “ Ze zullen je meteen aanvallen, als je het water in zou gaan “ voegt hij er aan toe. Ook dat geloven we meteen.
We zien Aboriginal-tekeningen in de rotswanden, soms moet je er voor klimmen wat niet altijd meevalt in deze hitte. Maar tegelijkertijd wordt je ook beloond met een fraai uitzicht over dit prachtige oeroude landschap, onmiskenbaar het land van de Aboriginals. In het Aboriginal Cultural Centre zien we een interessante tentoonstelling over leven en cultuur van de Aboriginals. We zwemmen bij twee watervallen, prachtig gelegen. De eerste is wat moeilijk toegankelijk (en wordt eigenlijk nooit door toeristen bezocht, het is een goed bewaard geheim!), de tweede (de Edith Falls) is wat toegankelijker. Na het zwemmen wordt ons verteld dat hier wel degelijk ook krokodillen zitten, de zoetwatervariant, die niet gevaarlijk zou zijn (!).
Katherine is een slaperig stadje in dit onmetelijke niets, bijna de warmste plaats van Australië, waar alleen op vrijdagavond wat levendigheid schijnt te zijn, als de plaatselijke bevolking zich na een week hard werken uitleeft in de kroegen. Neem het ze maar eens kwalijk in zo’n barre omgeving!
Onze lodges zijn beide prima, we kunnen tenminste ’s avonds buiten zitten, als dat al plezierig genoemd kan worden!!
Bij Katherine ligt de Katherinekloof. Alweer zo’n hoogtepunt, dat je echt niet mag missen. Er zijn 13 kloven, de Katherinerivier stroomt hier rustig langs de tot 60 m hoog oprijzende rotswanden. Alle 13 kloven doen lukt niet in één dag, we bevaren er twee. De stilte is bijna oorverdovend, de nauwe kloof is indrukwekkend.