Wandelen door de Blue Mountains
Wandelen door de Blue Mountains
Mijn benen trillen van inspanning. Druppels zweet liggen als pareltjes op mijn voorhoofd. Ik kijk omhoog. Het is nog een heel eind tot de top. Een kakatoe vliegt vlak boven mij langs, lelijk schreeuwend en mijn rust verstorend. Niettemin zijn het prachtige beesten. Ik sta halverwege een klif. Er stoomt wat water op mijn pad en er zijn geen relingen aan de zijkanten. Tja, ik was gewaarschuwd. Ergens - aan het begin van mijn wandeling – had ik het bordje gelezen:
WARNING
The condition of the cliff track is very poor.
Walkers must negotiate wet swamps, deep gutters, unfenced cliffs and navigate with minimal signage.
Het was een wandeling voor ervaren wandelaars. Dat was ik niet. Ik hield eigenlijk helemaal niet van wandelen. Voor ik ging reizen wandelde ik eigenlijk nooit. Ik nam de fiets, of de bus. Toch vond ik dat wandelen een ingrediënt van het reizen was. Als je liep, dan was je dichter bij de natuur. Je zag meer en je was er echt. Vanuit een auto zie je alles vanachter glas. Met wandelen maak je een land/stad echt mee. Nu houd ik dus wel van wandelen. Toen niet. Ik had twee ervaren wandelaars bij me, die loosde mij erdoor heen. Mijn conditie was slecht, en langs de klif omhoog lopen was zwaar.
Ik kijk weer omhoog. Mijn hoofd is rood aangelopen en het liefst ga ik hier zitten. Hier, op dit punt met dit uitzicht. Ik kijk net over de eucalyptusbomen uit en de hemel is mooi blauw en heerlijk fris. Het is hier winter. Ik zit en wil niet meer weg. Ik kan gewoon niet meer. Mijn benen weigeren te luisteren. De twee andere wandelaars wandelen wel door en zijn al uit het zicht. Mijn ademhaling is onregelmatig en door de ijzige wind heb ik het idee dat ik geen lucht meer krijg. Ik zie het al helemaal voor mij. Morgen zou er in de Nederlandse krant de volgende kop staan: Nederlandse vast op kliff door uitputting. Goh, wat zouden ze daar lachen. Met een moeilijk gezicht hijs ik mij toch overeind. Enkele minuten later loop ik weer naast mijn twee vrienden. Ik ben over de verzuring heen en nu pas kan ik echt genieten van de wandeling. Mijn god, wat een prachtig land. Wat een prachtige bergen. Wat een prachtig leven.