' Een beer? Die wil je echt niet tegen komen!'
' Een beer? Die wil je echt niet tegen komen!'
Jaren geleden was ik in Botswana. In ons reisgezelschap bevonden zich enkele Canadezen, ze kwamen uit Vancouver herinner ik me. Ik vroeg aan één van hen, waar in Canada je het beste naar toe kon om beren te spotten. Beren ontbraken nog op mijn lijstje ‘gespotte dieren in het wild’. Ik had filmpjes gezien waarin beren uiterst behendig de springende zalmen uit de woest stromende bergrivier visten. Die wilde ik zien. Dáár wilde ik heen.
Mijn reisgenoot bleef stil. Hij keek me doordringend aan met een blik die verraadde dat hij dacht dat ik gek geworden was. Dat zei hij uiteindelijk ook. “A bear? Are you crazy?”. Hij zweeg weer even en keek me toen nog strakker en verbaasder aan. “Een beer? Die wil jij helemaal niet tegen komen jongen, echt niet!” Ik was verbaasd over dit antwoord. Mijn reisgezel was serieus. Hij was als de dood voor beren en hij zou er alles aan doen om uit de buurt van deze monsters te blijven. Veel locals bleken er net zo over te denken, daar kwam ik in de loop van de tijd wel achter. Gevaarlijk, onbetrouwbaar, dodelijk. Uit de enthousiaste reisverhalen die ik las kwam weer een ander beeld naar voren: niets zo leuk als beren op de weg. De bekroning van je reis naar Canada!
Ik moet aan het voorval denken als ik op de Highway 1A rijd tussen de plaatsen Banff en Lake Louise in de Canadese deelstaat Alberta. Dit is het gebied waar de beren leven en de kans dat we ze zullen gaan zien moet als groot ingeschat worden, heb ik begrepen. Hoop ik. Een dag of twee later rijden we over dezelfde weg en is er ineens een kleine file. Er staan een stuk of vijf auto’s stil en mensen lopen opgewonden langs de kant van de weg. Onze eerste reactie is om ook maar uit te stappen. Nog voordat we hebben gezien wat er werkelijk aan de hand was. Een elk denken we. Niet ongevaarlijk, maar uitstappen kan wel, denken we.
En dan zien we het. Er loopt…..een beer. Hij hobbelt langs de bosrand, enkele meters van de kant van de weg. Een meter of tien bij ons vandaan, er ligt nog een diepe greppel tussen. Alsof dat wat zegt… In Yellowstone Park hield een ranger ons ooit eens tegen, toen er op een afstand van 100 meter een beer liep. Paniek, paniek. Get away from here, get into your car! Quick, quick! Nog meer paniek. “De minimale afstand die je tot een beer moet aanhouden is 100 meter, de lengte van tien bussen”, stond er als waarschuwing in een folder die ik gisteren nog heb zitten te lezen. Maar op zo’n moment denk je nergens meer aan. Als Japanners beginnen we te fotograferen. Wat een moment. Hier heb ik jaren naar uitgekeken!
De beer loopt – rustig zoekend naar paardenbloemetjes, daar zijn ze blijkbaar dol op – met de weg mee. En wij doen hetzelfde. Wat een prachtige positie hebben we, wat schitterend om hier te fotograferen. Ondertussen is de beer vrij ver vooruit en ik loop terug om de auto op te halen, met de bedoeling om Lione even verderop te laten instappen. Ik parkeer de auto verderop als ik bij Lione ben, en dan gebeurt het. De beer loopt niet langer door het bos, maar komt onze kant op……
En dan begin ik te beseffen, dat ik dom ben geweest. Een beetje dom misschien, maar wel dom. Enthousiasme kan het verstand blijkbaar wel degelijk op non-actief zetten. Ik sta vóór mijn auto en Lione staat aan de rechterkant. En van rechts komt het bruine monster aangekacheld. Ik hoor mijn reisgenoot uit Botswana (‘they’re lethal, definitely, you’ll be dead in just two seconds’), ik hoor de andere verhalen. Hoe kunnen we hier nu intrappen, denken we. Leeuwen gezien, olifanten, tijgers, en altijd wisten we ons beschermd door onze auto. Geen haar op je hoofd die edr aan denkt om dan ‘buiten’ te gaan staan. En nu? Daar staan we dan. De beer komt rechts van de auto. Lione schuift door naar achterklep. En ik van vóór naar links. Als ik nu het achterportier opentrek kan Lione er in springen. En ik? Ik weet niet of ik het nog red dan. En bovendien is de zitplaats achter geen ideale positie om de auto te starten en weg te scheuren…..
De beer loopt voorlangs. Heel langzaam en bedachtzaam. Hoe komt Lione de auto binnen en wat zal ik doen, denk ik met het linkerachterportier in mijn linkerhand en mijn camera in de rechter. Doorrennen naar achteren, naar de rechterkant? Wordt het dan geen onmogelijke strijd? In een cirkel lopen en weten dat je dit allebei verliest?
Ik denk dat we deze vakantie absoluut willen afmaken. We willen alles hier in Canada meemaken. Dit gaat me echt niet gebeuren. En dat geldt ook voor mijn Lione. “Beste brave beer” denk ik, en ik probeer dit over te stralen – wat gezien de te overbruggen afstand van nog geen drie meter wel moet lukken - , “ik leg je geen strobreed in de weg”. Alsof dat een aanbod is dat de beer niet anders kan dan aanvaarden. Ik heb het hier helemaal niet voor het vertellen. Maar ik ga door. In gedachten dan.
“Als ik mijn vakantie mag afmaken in jouw prachtige land, kun jij op je gemak over steken. Dat is beloofd Ik zal niet plotseling gaan rijden”. De beer kijkt een beetje mijn kant op. Het is alsof hij over zijn berenhart strijkt. Vooruit dan maar. Hij kijkt nog heel even naar die (een beetje domme), rare Nederlander, die het toch niet kan laten om nog één keer af te drukken – wat een slecht gelukte foto oplevert, steekt dan de weg over en verdwijnt in het bos aan de andere kant.