De Zee, Een Lied (Balearen, Lissabon)
De Zee, Een Lied (Balearen, Lissabon)
Mijl na mijl, wacht na wacht: het schip lijkt een capsule in een eindeloze tijdloze ruimte. Een krakende en steunende capsule echter want met ruim 36 knopen wind en hellingen van 30 graden maken we grote klappers in lange diepblauw gekleurde rollers. We zijn onderweg naar Lissabon, en de Middellandse Zee ruilen we in voor de Atlantische Oceaan: het is een welkome afwisseling na twee maanden dobberen.
Ons Spanje programma is voorbij, we nemen weer passagiers aan boord en zetten koers richting Lissabon. Even lassen we een zwemstop in, twintig kilometer uit de kust van het Spaanse Malaga. Uiteindelijk brengt de tocht ons door de Straat van Gibraltar - een vaarwater uit de categorie Suez- en Panama Kanaal die toch iedere keer weer bijzonder is - om verschillende redenen.
Het is imposant om de twee continenten - Europa en Afrika - in één blik te kunnen vangen, des te meer omdat het twee zulke verschillende werelden zijn - werelden waar andere regels gelden en waar enorme grote verschillen in welvaart bestaan. Bovendien lijkt de afstand tussen de twee continenten op de kaart minimaal, maar de werkelijkheid doet toch anders blijken.
De Straat van Gibraltar geeft je een referentiekader en doet je ineens beseffen hoe groot de wereld eigenlijk wel niet is.
Het weer is kalm in de Middellandse Zee en in de Straat van Gibraltar waardoor we een aantal zeilen kunnen verwisselen. Samen met Martin vervang ik de buitenkluiver, een van de stagzeilen die op de kluiverboom bevestigd is. De hele middag zitten we in de brandende zon, met aan één hand Europa, en aan de andere hand Afrika.
De zee ziet er ongevaarlijk uit, alsof ze ons nooit geen kwaad kan doen, maar als we 's avonds het Spaanse Tarifa en het Marokkaanse Tanger gepasseerd zijn en dolfijnen met ons meezwemmen (het stikt in de Straat van Gibraltar van de walvissen en dolfijnen - er staan zelfs waarschuwingen in de kaart) verandert het weer en dus ook de zee voor het eerst in maanden .
Eenmaal voorbij de Portugese zuidpunt Cabo de São Vicente stuitten we op de Portugese Noord - een straffe Atlantische bries die mooie lange rollers van golven met zich meebrengt. De wind steekt op - eerst tot 20, niet veel later tot een dikke 30 knopen.
De weeromslag zorgt voor een enorme opleving onder vooral de dekbemanning. De roest is er af: één voor één zetten we de laagste drie zeilen op de voormast en hoofdmast - de fok, het grootzeil, en op beide masten de upper en lower-topsail: het is genoeg om ons binnen korte tijd ver de Atlantische Oceaan op te jagen.
De golven worden steeds hoger - tot wel vijf meter soms, het schip vliegt en een imposante spray van water stuift aan de lage kant op. Het is onrustig maar de zee heeft een rustgevende werking: het is de beste TV die ooit is uitgevonden.
Als ik 's nachts op wacht kom maken we een wearing - een gijp op een dwarsgetuigd schip - en samen met Vincent, een Franse collega, overhaal ik de binnenkluiver. Met deze windkrachten zijn alle schoten gedubbeld, wat betekent dat we op de kluiverboom moeten klimmen om de dubbele schoot te kunnen overhalen. In deze condities en bovendien: midden in de nacht, is dat een hachelijke operatie.
Vincent en ik verdwijnen af en toe tot onze knieën in de kolkende oceaan.
Onder een half maantje en een volle sterrenhemel hang ik de rest van de wacht met Bart en Wolter in de mast om de eerder gezette zeilen op te bergen - te stowen - tevens onder deze condities een avontuurlijke belevenis. Om half één gaan we naar boven en uiteindelijk zijn we om half vier klaar - een half uur voor het einde van onze wacht.
De volgende dag en nacht, een paar uur voor onze aankomst in Lissabon, brengt hetzelfde avontuurlijke vermaak.
Gesloopt zijn we, na twee dagen en nachten hard en onafgebroken werken. Slopend, omdat het heel ander werk is dan dat we afgelopen maanden gewend zijn geweest. Met deze windkrachten kost alles ineens tien keer zoveel energie en de weeromslag brengt ook met zich mee dat er scherper moet worden gewerkt. Het is een goede voorbereiding voor de komende Tall Ship Races die het schip in augustus op de Oostzee wacht.
Onder een schitterende opkomende zon komt de volgende dag dan eindelijk tergend traag de Rio Tejo, de Taag, op ons af. Het is een stroperige, dromerige melancholieke stroom - net zoals de stad Lissabon zelf. De stad brengt een welkome rust aan dek.
Twee dagen geniet ik van deze prachtige zomerse stad, vol nauwe straatjes, kleine terrasjes, een sensuele taal, heerlijke koffie en mooie mensen. Stan Getz en Joao Gilberto klinken in mijn oren en mijn hoofd doet dromen van verdere bestemmingen, van Brazilië, Goa en andere voormalige Portugese koloniale bezittingen waar deze stad zo mee is verweven.
Oh Lisboa. In de voetsporen van Slauerhoff, die hier vaak kwam en de stad in zijn lied bezong. Hij voelde zich thuis in de weemoedige sfeer, drenkelde zich onder in de saudade die hem op haar beurt creativiteit schonk.
Ik voel mij van binnen bederven,
Hier heeft het zin te sterven,
Waar alles wulpsch zwelgt in smart:
Lisboa, eens stad der steden,
Die 't Verleden voortsleept in 't heden,
En ruïnes met roem verwart.
De zee een lied. Hier is de nacht van de fado, een bordelenlied vol nostalgie en noodlot: haar sentiment sluit naadloos aan op het zeemansbestaan.
Ik snap goed dat Slauerhoff zich hier zo thuis voelde.
Zondagochtend gaan de trossen weer los, tien dagen is het dan nog varen. Terug naar die natte grond, die Slauerhoff zo verachtte. De Portugese Noord, de Cabo Finistere, de Golf van Biskaje en het Kanaal wachten nog.
In de verte hoor ik Groningen al roepen.