Den Haag
Het is al een jaar stil in Den Haag: Chuck Deely
Toen mijn werklocatie op 1 juli 2014 verplaatst werd van Bezuidenhout naar het centrum van Den Haag, moest ik vanaf die dag een station verder met de trein dan ik gewend was en stapte ik voortaan uit op Den Haag Centraal. Als je in die dagen het Haagse Centraal Station uitliep richting de Turfmarkt, kon het bijna niet missen. Hij zat er altijd, weer of geen weer. Ik maakte op die eerste juli kennis met een ietwat in zichzelf gekeerde en zorgelijk kijkende oude man met lang haar, die in een hoekje zat met zijn gitaar en versterkertje. Van veraf hoorde ik zijn muziek al. En vanaf die dag miste ik hem alleen op de zeldzame ochtenden dat ik hem NIET zag. Maar verder zat hij er altijd, iedere morgen weer, als ik op weg ging naar mijn werk om - zoals mijn baas vaak zei - Nederland weer een stukje beter te maken....
Op bloedhete dagen, op ijskoude winterdagen terwijl de Haagse werkpaarden door de striemende motregen, kraag hoog en stuurs voor zich uitkijkend, naar hun kantoren liepen. Vanaf zeven uur, iedere morgen. Wie kende hem eigenlijk niet?
Chuck Daley was een Amerikaan die over de halve wereld zwierf, van zijn drugsverslaving af kwam en in Den Haag zijn stek vond. Al 20 jaar speelde hij tegenover het CS. Zestiger jaren muziek, want Chuck is zelf ook van die tijd, iets daarvoor. Dylan, The Rolling Stones, blues. En ook veel Neil Young. Hij lijkt zelfs op ome Neil met zijn lange haren en hoge nasale stem. Vaak kwam 'Heart of gold' mij van verre al tegemoet als het enorme strakke stationsgebouw de duizenden werkende en studerende mensen tegelijk uitperste als gehaktslierten uit een enorme gehaktmolen, en ik moet zeggen: een werkdag kan slechter beginnen dan met ‘Heart of gold’ . Chuck onderscheidde zich van de rest. Hij koos voor wat hij het liefst deed, ook al was dit vaak erg moeilijk.
Chuck werd in 1954 geboren in Detroit, een muzikale stad. Als kleuter zat hij al bij zijn moeder op schoot, als zij piano speelde en hij kreeg ook belangstelling voor het instrument. De liefde voor muziek was geboren. Maar Chuck zou niet aan de drama’s in het leven ontkomen. Toen hij zeven jaar was overleed zijn moeder. Zijn vader hertrouwde en zijn stiefmoeder werkte de piano zonder pardon het huis uit. Hij zou hier altijd kwaad over blijven. Zijn vader stierf al vroeg aan kanker en zijn broer pleegde zelfmoord. Hij zou over deze drama’s pas veel later horen. Want Chuck ging reizen.
In de jaren zeventig belandde hij in militaire dienst en kwam in Duitsland terecht. Daarna woonde hij in de USA, weer in Duitsland, in Spanje, was bandlid van diverse bands in Engeland en de USA en kwam uiteindelijk in Den Haag terecht. Hier werd hij straatmuzikant. Vanaf 1996 nam hij zijn plekken in de binnenstad in, bij de Hema, op de Turfmarkt, bij Albert Heijn, op het Stationsplein. Hij genoot van muziek maken. Hij vond het een hard leven, maar hij voelde zich gelukkig. Muziek was zijn passie, de straat was zijn passie. Hij deed wat hij wilde, ook al was dit zwaar.
In Den Haag werd hij steeds bekender. Op de meeste ochtenden haalde hij dan ook zo’n 80 of 90 euro op, genoeg om te kunnen leven. Ooit kreeg hij een bekeuring van een agent die niet beter wist. De kantoormensen protesteerden hevig en burgemeester van Aartsen gaf hem toen een ‘ vergunning voor het leven’. Vanaf 2016 gaan de zaken niet goed voor Chuck.
Er werd flink gebouwd tegenover het stationsplein. Chuck kon met zijn zwakker wordende stem niet meer boven de dril- en boormachines uitkomen. Die produceerden continu een oorverdovende herrie. Hij was niet meer te horen. Zijn inkomen zakte naar soms 6 of 8 euro per dag. Dat laatste heb ik nooit geweten, anders had ik hem wel meer toegestopt. Chuck was hier verdrietig over en rond Kerstmis 2016 werd hij ook nog eens ziek. Griep. Dat betekende helemaal geen inkomsten meer.
Chuck begaf zich veel te snel weer op straat. Hij was te zwak. Het werd hem fataal. Op 9 januari 2017, nu een jaar geleden, kreeg hij een hartaanval, die hij niet overleefde. Ironisch genoeg zijn de bouwwerkzaamheden vanaf die tijd gestopt. Het was klaar. Chuck is ook klaar, al zou hij best nog wel even hebben willen doorgaan. De machines zwijgen, Chuck zwijgt. Twee maanden voordat die andere Chuck vertrok, waarvan hij ongetwijfeld een nummer op het repertoire had staan. Ik gok op ‘ Roll over Beethoven’.
En op de plek waar Chuck Deely nu zou kunnen zijn, zal hij zich ongetwijfeld met zijn gitaar en versterker gemeld hebben, zeggende dat Neil en Bob nog geen zin hadden, zij komen er aan – maar nu nog even niet –, en dat hij maar vast het voorprogramma verzorgt. ‘The old man’ , ‘ Knockin’ on heavens door’ of het onovertroffen ‘ Rockin’ in the free world’. En misschien ziet hij nu eindelijk ‘ the silver space ships flying in the yellow haze of the sun’, die Neil bezong in zijn onovertroffen ‘ After the goldrush’.
Het is al een jaar lang leeg op het grote ongezellige plein voor het station. En stil. Daar veranderen de zenuwachtig klingelende trams niets aan. Ik besef dat ik hem misschien wat vaker iets had kunnen geven. Ik kan het niet meer goedmaken. Misschien een beetje met dit stukje. Vandaag precies een jaar geleden werd hij gecremeerd. Chuck was behalve muzikant ook een wereldreiziger, die deed wat velen van ons diep in ons hart willen maar nog te weinig doen. Gewoon gaan en wel zien.
Den Haag mist hem. In de tramtunnel is een muurschildering van Chuck aangebracht en hopelijk komt er nog eens een beeldje te staan van hem, op die plek in de hoek bij die grote wolkenkrabber. Dat heeft hij wel verdiend. Dan kom ik er speciaal voor naar Den Haag, want vanaf volgende week zit mijn werkzame Haagse leven er op.