Ik ben klaar met Florence
Ik ben klaar met Florence
Florence heeft op mij altijd een magische aantrekkingskracht uitgeoefend.Hoe kon het ook anders, voor iemand die als kind al gepassioneerd was van kunst en geschiedenis. Als er één stad in Europa is die er echt toe doet op kunstgebied, dan is het wel Florence. En toen ik in 1981 tijdens de Romereis langs Florence denderde met de trein, en Brunelleschi's fameuze rode koepel boven de stad uit zag torenen, toen werd er een diep verlangen naar deze stad in mij wakker gekust.
En ja, dan komt het leven ineens tussenbeide, en kom je ongeveer overal behalve in Florence terecht... Pas in 1996 bezocht ik de beroemde stad voor het eerst, een dagtochtje vanuit de Chiantistreek waar we een huisje hadden gehuurd. Best een eindje rijden, maar zeker 'vaut le voyage' zou Michelin zeggen.
Het binnenrijden van de hectische stad en het zoeken van een parkeerplek dempten mijn enthousiasme, moet ik zeggen. En omgerekend veertig gulden dokken voor het parkeren was ook niet echt bemoedigend. Toch wandelden mijn partner en ik even later door de straten van de fameuze stad. Het was onze eerste vakantie samen en we waren klaar om ons door Florence te laten betoveren.
Dat lukte niet meteen, het was razend druk met toeristengroepen, die allemaal als makke ganzen achter luid schreeuwende gidsen aanwaggelden. Het was niet echt 'A Room with a View', vond ik. De winkels waren prachtig, de beelden voornaam, de gebouwen fameus. Maar de Florentijnen maakten je ook met één blik duidelijk dat ze je aanwezigheid storend vonden en je alleen om je geld om zich heen duldden. Ik voelde me alsof ik weer bij mijn sjieke rijke oudtante op bezoek was, waar je stil op je stoeltje moest zitten en nergens aan mocht komen en slappe thee in wiebelige kopjes geserveerd kreeg. Uiterst ongemakkelijk.
Ook de Dom viel eigenlijk een beetje tegen, het was er druk en lawaaiig binnen en niet echt heel mooi. De beklimming van de koepel hadden we ook beter kunnen laten. Het uitzicht was prachtig maar de klim naar boven en naar beneden was afschuwelijk: een lange hellende wenteltrap die ook nog eens tweerichtingsverkeer was. Op elke tree schurkte er dus een zweterige toerist langs je in tegengestelde richting. Af en toe kreeg je een por van een telelens of videocamera, of voelde je een klamme bierbuik tegen je rug.
Toen we weer beneden waren, helemaal zweterig en vies en toch wel geirriteerd, was het ook nog eens gaan stortregenen. De Dom was nóg drukker dan hij al was, met toeristen die voor de regen kwamen schuilen. We stonden een kwartier in de deuropening naar een eindelijk leeg plein te turen. Toen zag ik opeens een kraampje waar ze regenmantels verkochten! "Wacht hier", zei ik tegen mijn vriend, en ik sprintte door de regen naar de overkant van het plein. De regencapes waren er in twee kleuren: rood en groen. Ik kocht er een van beide, en rende terug. "Trek aan! Dan gaan we naar het Baptisterium". Mijn vriend keek wat bedenkelijk, maar trok toch de rode poncho aan. Die bleek minder rood dan gedacht: het ding was knalroze en hij zag er bespottelijk uit. Ik was al niet veel modieuzer in mijn groene regencape. Samen liepen we door de plensregen naar de wereldberoemde deuren van het Baptisterium, waar Ghiberti de eerste stappen richting Renaissance zette. Hoe vaak had ik er niet over gelezen, en naar foto's van de reliëfs getuurd?
Druk begon ik aan Wout uit te leggen wat er te zien was, en waarom deze deuren zo vreselijk beroemd en belangrijk waren. En de hele tijd wilde ik dat hij zou roepen "O, wat prachtig". Maar in plaats daarvan zei hij "Tsja, ik heb echt zoiets van: wat doen we eigenlijk hier in de regen?" Natuurlijk had hij gelijk. Maar ik wilde juist dat hij de twijfel die ik in mezelf voelde zou overschreeuwen. Dat híj het enthousiasme zou opbrengen dat ik maar niet kon voelen.
Ik ben finaal ontploft, daar voor die deuren, in de regen. Het was onze eerste echte grote ruzie, ik was woedend dat Wout mijn stemming bedierf en niet eens probeerde om te genieten. Dat hij mij meesleurde in zijn negativisme, terwijl ik me ook toen al realiseerde dat ik zelf allang al teleurgesteld was in Florence, en dat dat niet eens door de regen kwam.
Wout zei niets en keek me alleen maar aan, en toen zag ik dat in de stromende regen dikke tranen over zijn wangen liepen. Daar stond hij dan, met een belachelijke roze poncho, huilend op een van de beroemdste plekken ter wereld. Het was het toppunt van aandoenlijkheid. Ik voelde me meteen een onmens, natuurlijk, en had niets liever gedaan dan zijn tranen meteen weggekust, maar dat is iets waar men zeker in het katholieke Italie niet van gediend is. "Kom", zei ik dus, "we gaan weg uit deze rotstad". Even later reden we weer door lieflijke heuvels, was de zon weer gaan schijnen, en hadden we onze eerste ruzie weer bijgelegd.
Ik heb het nog twee keer geprobeerd met Florence. De eerste keer ging dat gepaard met een aanrijding vlakbij die dure garage, en een enorme administratieve rompslomp waardoor ik ongeveer de hele dag alleen de vier muren van het Europcar-kantoor heb kunnen bewonderen. De tweede keer werd ik bikkelhard opgelicht door een gemene kassajuf bij de Medici-tomben die van 20 euro teruggaf terwijl ik haar 50 gegeven had.
Sindsdien ben ik klaar met Florence, al denk ik ergens nog steeds dat dat magische, serene Florence uit mijn droombeelden toch echt bestaat en op me wacht. Misschien probeer ik het nog één keer, in januari als er geen toeristen zijn. Misschien ook wel niet. Toch maar de dvd van 'A Room with a View' maar weer eens bekijken dan.