Echt Grieks
Echt Grieks
Na 16 jaar was het eindelijk weer zover: voet aan Griekse bodem. Tot mijn grote geluk is en blijft het authentiek. Ook al zijn veel wegen geasfalteerd, de oude blauwwitte bussen uit het straatbeeld verdwenen, de rustige, ingetogen Grieken verwenden ons nog altijd in hun tavernes op kleine houten stoeltjes met rieten zittingen met feta, olijven en ouzo. Griekenland heeft iets geheel eigens. Je merkte het bij het eten, de muziek op de radio en de korte ontmoetingen met de Grieken. Neem daarbij het relatief onontdekte, minder toeristische Zuidoosten, waar je nog privéstrandjes, verscholen kloostertjes en stilte vindt, dan verlang je nergens anders meer naar.
Tsja, de bergen waren teleurstellend kaal, maar laten we eens kijken naar dat wat er wel was! Geen wonder dat de natuur haar dorst liet zien, want het had al vier maanden niet geregend. Enig groen wist gelukkig nog te overleven. De zo kenmerkende lichtgroene tamarindebomen lardeerden overal de kust. Een klein stukje het binnenland in, troffen we bosjes olijvenbomen, vetplantjes en hier en daar wat frisgroene dennenbomen. En nergens anders bloeide de bougainville zo diep roze als hier.
De heiligste plekjes lagen vaak boven op een berg, klif of rots, dichterbij de hemel...Zo'n eenzaam plekje vonden wij ook aan de zuidkust. Zoals het bij heilige plekken hoort, mocht je hier voor niks naar binnen. Enkele monniken leidden hier nog steeds een ascetisch leven. Vanaf een binnenpleintje onder de druivenranken met mozaïeke vloeren en eindeloos uitzicht over de Libische zee, gluurden we het sobere kerkje in. Alleen de mooiste iconen en hanglichtjes versierden de witte muren onder de gewelven. Een monnik kamde zijn lange, grijze baard nog eens en liet een rozenkrans door zijn vingers glijden. Er straalde een enorme sereniteit uit de mens en haar omgeving hier. Ik was er bijna Grieks orthodox van geworden, totdat ik de spijkerharde en primitieve bedjes zag...
Meer puur Grieks gevoel vonden we in de bergdorpjes. Kritsa was ondanks haar vele souvenirswinkeltjes echt Grieks. Ouwetjes die zich geen pensioen konden veroorloven, zaten al hakend, leer looiend of zilver smedend in de smalle straatjes op de stoep. 1000 meter hoger de bergen in lag een ander schattig klein bergdorpje, Pevki. Vervallen huisjes met gekleurde deuren en vrolijke bloemen in fetablikken domineerden het straatbeeld. Plots weggetrokken uit de stilte, waren we getuige van een grootvader die zijn kleinzoon leerde beieren. De enige echte taverne was onder een breed gesluierde roze peperboom gelegen. Oude mannetjes kwamen daar samen voor een Griekse koffie en een potje kaarten.
Iris wees ons vanuit de cottage alle stille, maar toch ook begaanbare plekjes. Bijvoorbeeld een stiller strandje dichtbij, waar je onder de palmbladerenparasolletjes zowat met je voeten in de branding uren kunt wegmijmeren. Ondanks de angstaanjagend hoge golven, waande ik me net zo moedig als die kleine, blonde uk in Portugal, waar ik vroeger aan de vloedlijn heen en weer rende, op zoek naar de hoogste golf om me vervolgens weer op het strand neer te laten kwakken. Het sensationele gevoel was niet minder. Nu maakte ik me alleen zorgen of mijn bikini niet op de zeebodem lag...
Doordat een flinke noordenwind koudere lucht het land in blies, toerden we wat rond over wegen die toch ook wel de nodige uitdagingen kenden. De zee golfde zo overvloedig naar binnen dat er geen strand, en zelfs hier en daar geen droge weg overbleven. Haarspeldbochten, ravijnen en kliffen schrikten de Grieken gek genoeg niet af. Inhaalverboden werden massaal aan hun laars gelapt. Dat dit lang niet altijd goed is gegaan, zagen we helaas aan veels te veel gedenkhuisjes langs de weg. Doordat ze zo mooi uitgedost zijn als een soort minikerkje, zou je bijna vergeten dat de foto erop verwijst naar de verongelukte.
Via Sitia met haar mediterrane haventje en schilderachtige vissersbootjes gingen we richting Vai....het enige echte, bountystrand van Europa, zoals we het moesten geloven. Maar eerst naar het beloofdere stille strand bij Itanos. Door de 'oude rommel', ruïnes waarbij je je fantasie wel heel erg moet laten werken om in te zien wat het voorstelde, zou je bijna een verlaten strandje missen. Ok, het frissere weer was er niet naar om daar met zijn allen neer te vleien...wij genoten toch maar mooi volkomen in ons uppie toen we ons boterhammetje daar oppeuzelden. Vai is inderdaad over geëxploiteerd. Triest zaten hordes toeristen die van heinde en verre kwamen in hun fleece en met dekens van badlakens op een strandbed te koukleumen. Maar het moet gezegd zijn: de ongeplante, dikke dadelpalmen gaven nog steeds een beetje het idee in een ongerept stukje natuur te zitten.
Onze cottage, 1 km landinwaarts, was net een Hans en Grietje huisje. Klein, maar knus waren de uit de rotsen uitgehouden huisjes, waar vroeger de olijvenplukkers verbleven. We werden ook nog eens verrast met een uitzicht op zee, zwembad en bergen om 'u' tegen te zeggen. Alleen al op dit plekje zijn, was eigenlijk al genoeg. De stilte werd enkel en alleen door kwetterende musjes en ritselend bamboe verbroken. Geruisloos liet een zee-arend zich ver boven ons op de thermiek door de lucht voeren. In het donker doorbrak slechts een crolse of vechtende kat de 'krekelstilte'.
Griekse kattenkinderen waren er natuurlijk in overvloed. Mijn grote kattenhart sprong continu open. Ik verwende ze met wat kalkoen dat ze als acrobaatjes op hun achterpoten uit mijn vingers gristen. Ook bij één van onze lievelingsterrasjes zagen we hoe een ietwat chagrijnige Griek ontdooide van kattenvreugde. Een niet te vermoeien kat rende met haar tongetje buiten boord van hot naar haar, jumpend over stoelen en balancerend over de balustrade, achter een tamarindetak aan. Gedeelde kattenliefde schept banden. Toen ik mijn hart weer eens verloor aan een jong, rood katje dat maar bleef kroelen en spelen met me, kwamen we in contact met een kunstenares. In haar atelier liet ze ons allerlei moois zien dat ze als een echte jutter van aangespoeld hout maakten. Want “de natuur is op de eerste plaats de kunstenaar en dan wij pas”, zei ze.