In het vergeten land van de PaO
In het vergeten land van de PaO
We varen over een riviertje in centraal Myanmar. Het water is hier van levensbelang. Alles speelt zich op en nabij het water af. Dat maakt een boottochtje tot een waar kijkspektakel. Slaperige dorpjes, bootjes en bedrijvigheid op het water, bamboebossen, rijstvelden en op de achtergrond van dit idyllische rivierlandschap de altijd wazige blauwachtige bergen. En overal die vriendelijk opgestoken handen. Zonder uitzondering. Hier groet men iedereen die langs komt. Dit is het meest vriendelijke, zachtaardige volk dat ik ken. Hier is alles nog oorspronkelijk gebleven. Het zal er honderd jaar geleden niet anders aan toe zijn gegaan dan vandaag.
Sinds kort is het gebied niet langer afgesloten voor buitenlandse bezoekers. Niet dat dit prachtige landschap nu zoveel te verbergen had voor ons westerlingen. Vanwege de jarenlange afsluiting is het wel authentieker gebleven. De werkelijke reden om dit tot een verboden gebied te verklaren was de onrust in dit gebied, het verzet tegen het regime. De Pa O die hier wonen hebben niet zoveel met de centrale regering. Nooit gehad. Het regime had hier lange tijd dan ook niet zo veel te vertellen. De Pa O voelen zich autonoom. Geen bemoeienis van wie dan ook. Ze maken hier zelf hun dienst wel uit. Maar wat de Pa O betreft zijn wij hier welkom. Het risico op schermutselingen met het centrale gezag wordt vandaag blijkbaar niet als al te groot ingeschat. Dat stelt ons zo gerust, dat we besluiten het tochtje maar te gaan maken.
Voordat we het gebied in mogen, moeten we een permit halen. Dat dan weer wel. Dat is overigens geen probleem. Er vindt geen zware toets op je antecedenten plaats, een paar dollar volstaat. We krijgen vervolgens twee Pa O mensen mee. Officieel om het vak van gidsen te leren, want men hoopt hier in de toekomst op meer buitenlandse bezoekers. Onofficieel om ons wel een beetje in het gareel te houden natuurlijk. Dat we geen gekke dingen doen, zeg maar. Een soort verplichte escorte dus, maar wij voelen het niet zo. Het zijn twee vriendelijke maar zwijgzame mensen, die onze voetstappen vandaag niet al te hinderlijk zullen volgen.
Een enorme verzameling prachtige tempels en tempelruïnes waar je het niet vermoedt. In the middle of nowhere. Sagar is zo’n plaats. Er wordt weinig aan onderhoud gedaan en het ene exemplaar verkeert in een betere staat dan het andere. Veel tempels zijn half overwoekerd door de jungle. Geen loketten, geen toegangshekken, geen bordjes, geen verkopers. Eigenlijk is er niemand die er om maalt. Het staat er zoals het er staat. We lopen hier alleen, met onze Pa O gidsen natuurlijk. De sfeer is hier haast magisch te noemen. Alles ademt hier nog oorspronkelijkheid uit. We duiken figuurlijk de verleden tijd in. Het had evengoed het jaar 1800 kunnen zijn. Hier beweegt niets, alleen de tand des tijds, die onmerkbaar maar vastbesloten doorknaagt.
We lunchen aan de rivier. Een kleine uitspanning op een verhoging in het landschap, zodat we een mooi uitzicht hebben op Sagar aan de overkant. De eigenaar is erg opgetogen over onze komst. Gasten, dat maakt hij blijkbaar niet iedere dag mee! Zoals bijna overal in Myanmar blinkt het menu niet uit in uitzonderlijke variëteit. Het keuzemenu bestaat uit rijst met kip, rijst zonder kip, rijst met een beetje kip en kip met een extra portie rijst. Hij doet erg zijn best, we eten redelijk lekker en rekenen uiteindelijk omgerekend vijf dollar af.
We leggen na nog een uurtje varen aan bij een Pa O dorpje. Het is klein en eenvoudig. We wandelen eerst wat rond en we worden dan ontvangen door een familie. We gaan buiten zitten, op het rommelige erf. Ik zie allerlei onduidelijke attributen en activiteiten, waarmee de familie zich een schamel bestaan probeert te verwerven. Een ketel, die borrelende geluiden maakt. Aan de ketel zitten tuinslangen vast, die naar een aantal bakken leidt. Er wordt vanuit de ketel palmwijn naar deze bakken gepompt. Hier en daar lekken de slangen. Een aantal eenden heeft dit feilloos door. Ze doen zich tegoed aan de lekkende palmwijn. Voor zover je kunt zeggen dat een eend een stabiele loopgang heeft, is van stabiliteit nu niets meer te merken. In plat Hollands: ze zijn straalbezopen. Ze vallen om, ze liggen, ze rollen, hun ogen staan vreemd. Zoals je een dronken mens meteen herkent, zo herken je ook een dronken eend. Ondertussen proberen ze voortdurend nog meer van de palmwijn tot zich te nemen. Dit is een gevalletje verslavingszorg.
Ons wordt een fles palmwijn voorgezet. Lione vindt het niet lekker, die begint er niet aan. Ik probeer moedig een paar slokken te nemen. Tot mijn opluchting is mijn kommetje na een paar minuten bijna leeg. Ik mag weer tevreden zijn, vind ik en ik glimlach opgelucht naar mijn gastheren. Van alles dat je wordt voorgezet moet je op zijn minst de suggestie wekken dat je het tot je neemt en waardeert. Weigeren zou terecht een belediging zijn. Meestal is het eten of drinken bij vreemden wel te doen. Ik heb er nooit iets aan over gehouden. Maar deze palmwijn…. Als ik er naar kijk, springen de tranen al in mijn ogen, zo sterk is dit spul. Ik ben dus blij, dat ik mijn kopje achter de kiezen heb. Maar het wordt onmiddellijk weer volgeschonken. Uit beleefdheid neem ik moedig nog een voorzichtige slok. De Pa O mannen putten hier moed uit: de fles wordt kordaat mijn kant opgeschoven. Ik mag zoveel nemen als ik wil. Veel gespreksstof is er niet. Zij spreken en verstaan geen Engels, laat staan Nederlands. En ons Birmees is ook nog niet echt op peil. Maar de sfeer is goed.
We varen tegen de avond weer terug. Er steekt een fris briesje op. We geven ons over aan de weidsheid van wat ons omgeeft, een schilderachtig decor van water, groene velden, wazige bergen en gouden pagodes, de oorverdovende stilte en de avondwind. We zien overal migrerende vogels. We genieten van de rust in dit verstilde tropische landschap.
Enjoy the silence.