West Maleisie
Grote Maleisië rondreis, vervolg van Hotel op stelten!
Na een aantal dagen in Kuala Lumpur om te acclimatiseren vervolgen wij onze reis. De huurauto is gebracht en na enige uitleg over het hoe en wat van alle knopjes rijden mijn man Jos en ik de parkeergarage van het hotel uit. Hij zal rijden en ik heb drie verschillende kaarten op schoot om de route te kunnen bepalen. Het boek 'waarom vrouwen niet kunnen kaartlezen' is aan mij niet besteed! Het verkeer in KL is enorm druk, ik neem het zekere voor het onzekere draai het raam open en geef met mijn arm de richting aan. Niet echt nodig want alles verloopt heel rustig en we verlaten de stad op weg naar de Cameron Highlands.
Ook nu weer vergapen we ons aan de omgeving. We bereiken de CH en we kronkelen langs de weg omhoog. We zien Orang Asli nederzettingen langs de weg en wat dieper tussen de bomen in het hoogland. De Orang Asli 'oorspronkelijke mensen' in de Camerons behoren tot de op één na grootste groep Orang Asli: de Senoi. Tussen de zes en achtduizend jaar geleden zijn zij naar het Maleisische schiereiland getrokken. Zij zouden van dezelfde voorouders afstammen als de bergstammen die in het noorden van Cambodja en Vietnam leven. Veel van hen werken in loondienst op de theeplantages. (Bron: Insight Guide Maleisië, Zevende, geheel herziene druk, 2001)
Tijdens ons verblijf hier bezoeken we de oudste theefabriek: Fairlie bij Habu waar nog gewerkt wordt volgens het originele productieproces met machines uit 1935. En we zien de mooiste plantage Sungai Palas bij Brincham, de hoogst gelegen plaats. Na nog een bezoek aan de markt met locale producten, een vlindertuin en de Chinese tempel in Brincham zit de excursie erop. De volgende dag naar Tanah Rata om in een internetcafé een berichtje naar huis te sturen en in een Indiaas restaurant te genieten van een heerlijke maaltijd.
We verlaten de hooglanden die hun naam te danken hebben aan de Britse ontdekkingsreiziger William Cameron via de spectaculaire weg met 356 (!) bochten op weg naar Lumut. We willen hier nadat we ons hotel hebben gevonden de Batikfabriekjes bezoeken. We vinden het hotel binnen enkele ogenblikken nadat we Lumut zijn ingereden. Maar....er zit een giagantische ketting met bijbehorend hangslot aan de deur! Leeg, op een eenzame tafel met computerscherm na, die moet je natuurlijk niet onbeheerd achterlaten! Er komt een oudere man aangewandeld en na mijn in gebarentaal uitgelegde vraag waar het hotel is, krabt hij zich in zijn kruis en trekt zijn wenkbrauwen op. Nog maar wat gebarentaal en dan wijst hij met gestrekte rechterarm en zijn hele hand naar een plaats achter ons. Omdat ik weet dat in Maleisië het wijzen met een vinger, zeker naar een persoon als erg onbeleefd wordt beschouwd gebruik ik ook mijn hele hand: Moeten we over de brug? Ja, het hotel is verplaatst naar een gebied over de brug. Op pad dan maar weer en om te voorkomen dat we doelloos rond blijven rijden gaan we zodra we een hotel zien om het juiste adres van 'ons' hotel te vragen. Er wordt contact opgenomen met het hotel en terwijl we wachten bij de balie komt er een fax binnen met de juiste gegevens en een plattegrond. Ook nu weer die behulpzaamheid en vriendelijkheid! Nu zal het wel goed komen, we blijven genieten en zelfs wanneer we toch nog een keer een afslag missen is dit geen straf want we komen aan een strand met houten huisjes, spelende kinderen en gezinnen die ons opnemen en het prima vinden als wij ook even hun wereld delen. We rijden verder, de weg leidt door een mangrovebos en ik voel me schuldig dat ook hier de natuur het heeft moeten afleggen tegen de mens: alweer een hotel ten koste van natuurschoon. De Batikfabriekjes hebben we niet meer gezien.
Ons volgende doel is het eiland Penang. Onderweg zien we apen, waterbuffels, rijstvelden en rubberplantages. We maken een stop in Butterworth met langs de rivier de Perak het paleis van de Sultan en de Ubudiahmoskee met de uivormige koepel van koper. Een jochie in traditionele islamitische kleding komt voorbij op zijn fiets en grinnikend groet hij ons.
In Georgetown op Penang blijven we 2 dagen. We maken een stadsrondrit en op die manier kunnen we veel zien: fort Cornwallis, verschillende tempels waaronder de in Thaise stijl gebouwde Wat Chayamangkalaram met het 32 meter lange beeld van de liggende boeddha waar we een kijkje nemen en we bezoeken een Chinees clan-huis (Kongsi), de Khoo Kongsi. De clans boden bescherming aan de eerste Chinese immigranten die in de 19e eeuw in Maleisië aankwamen. Veel Konghsi zijn gebouwd volgens traditionele chinese architectuur en er staat veel antiek en kunstvoorwerpen om te bezichtigen. Ook de geschiedenis die wordt verteld is interessant.
We verlaten Penang via de 13 km lange Penang Bridge. Net onder de grens met Thailand rijden we door een spectaculair berggebied met regenwouden naar Kota Bharu aan de oostkust. Onderweg zien we veel patrouillerende soldaten en vrachwagens volgeladen met gekapte bomen. Hierna ben ik, eenmaal terug in Nederland, nog beter gaan opletten waar de door mij gekochte houten gebruikvoorwerpen vandaan kwamen. Kota Bharu is de meest Islamitische stad van Maleisië. ook wanneer je dit niet zou weten dan valt je dit meteen op omdat de vrouwen kleurrijke hoofddoeken dragen en traditioneel gekleed (baju kurung) zijn. Maar geen strak keurslijf hier: de stad is vol leven en kleur! Op de Pasar Besar, de grote markt zijn het van oudsher de vrouwen die handel drijven. Zij zitten op een verhoging tussen hun waar: batik, zilversmeedwerk, groenten en ook schildpadeieren (hoewel dat officieel niet was toegestaan). In Kota Bharu moet je ook zijn om handgemaakte vliegers en geweven songket te kopen.
Verder maar weer langs de oostkust, langs Kuala Terengganu waar de voor de oliewinning aanwezige industrie het landschap minder aantrekkelijk maakt. Dan via het vissersdorpje Marang waar het Turtle Information Centre helaas gesloten is naar Kuantan. Voor het 3e gedeelte en slot van deze reis zie mijn volgende blog. Wordt vervolgd...