Fietsen door de Hemelse Bergen van Kirgizië
Fietsen door de Hemelse Bergen van Kirgizië
Vandaag ben ik jarig. Daarom draai ik me een nog een keer lekker om als ik om 6.00 uur wakker word. Maar niet voor lang. 15 minuten later word ik ruw gewekt door slagregen op mijn tent. Met zo'n kabaal valt niet verder te slapen. Als ik mijn tent voorzichtig open rits voor een korte inspectie, wordt mijn bange vermoeden bevestigd. Voor mijn verjaardag had ik mij zelf nog een mooi rondje bergen cadeau gedaan voordat ik naar Kazachstan afreis. Daarom bevind ik mij nu weer op ruim 3.000 meter hoogte en werd ik gisteren nog omringt door de gletsjers van de Tian Shan (Hemelse Bergen) en had ik zelfs zicht op de witte piramide van de 7.010 meter hoge Khan Tengri (Sky Ruler).
Nu is de lucht loodgrijs en zijn er geen hemelse bergen meer te zien. Toch een beetje jammer. Ik begin er aan te twijfelen of de weergoden weten dat ik vandaag jarig ben als de regen na een korte pauze weer in alle hevigheid naar beneden komt. Ik laat mijn humeur echter niet verpesten door een beetje water. Ik ben jarig en ik vier het fietsend in mijn blauwe regenpak. Door de bergen waar ik niets van zie.
Ik heb niet de gemakkelijkste wegen uitgezocht om het bergachtige Kirgizië te doorkruisen. Wel de meest rustige om van Naryn, via Karakol naar Kazachstan te fietsen. Op een dag maak ik aardig wat hoogtemeters, want vlakke stukken kom ik maar weinig tegen. De weg gaat een kilometer of meer omhoog en dan weer naar beneden. Het landschap deint als een wilde zee, maar de enige die beweegt ben ik over de weg die er doorheen en overheen kronkelt. Soms gaat de weg geleidelijk omhoog of mag ik genieten van een lange serie haarspeldbochten die mij veel plezier geven. Vaker zijn het korte, felle klimmetje van 10-13 procent, om direct daarna vol in de remmen te moeten gaan om niet onderuit te gaan op de minimaal zo steile korte afdalingen over losse stenen. Zeer demotiverend om de met zo veel inspanning verkregen hoogte zo snel weer te verliezen.
Maar wat is het hier mooi en verlaten. Af en toe passeer ik een witte yurt en een paar ruiters te paard. Auto's kom ik gelukkig maar zelden tegen. Als er al eentje rijdt is het een groene, rode of blauwe Lada Niva met de achterbank vol kinderen. Door het ontbreken van elektriciteitsmasten valt pas op hoe zeldzaam het eigenlijk is om door een landschap te fietsen dat niet is ontsierd door metalen masten.
Onveranderlijk zijn er grote kuddes schapen, die als witgrijze stippen bewegen over de lichtgroene steile hellingen. De paarden en koeien blijven liever beneden en het allerliefst staan ze midden op de weg. Paarden schrikken zich een ongeluk als ik langzaam aan kom rijden en maken dat ze uit de weg gaan. De koeien blijven me loom herkauwend aan staan kijken en weigeren ook maar een stap op zij te doen. Nog veel leuker zijn de marmotten die van pure schrik en schel fluitend, met een grote stofwolk in hun hol duiken.
Dat het leven van de marmot niet zonder gevaar is, blijkt als er een grote adelaar naast het hol landt, waar net een marmot in is verdwenen. Voor een wolf moeten die dikke marmotten ook een lekker hapje zijn, maar die kom ik helaas niet tegen. Dit is ook wel verstandig van die wolven, aangezien de schaapsherders hier met geweren rondlopen om de wolf die het waagt om in de buurt te komen af te knallen. Helaas zijn er ook mensen die veel geld betalen om hier bedreigde diersoorten te schieten om hun eigen ego te vergroten. Ook in dit afgelegen deel van de wereld staat de natuur onder grote druk.
De geasfalteerde hoofdwegen wil ik zo veel mogelijk vermijden. Niet dat het op deze wegen glad fietsen is. Ooit heeft er wel een vers plak asfalt gelegen. De gaten die er de afgelopen tientallen jaren in zijn gereden zijn zo vaak opgevuld met een mengsel van asfalt en stenen, dat er van een effen wegdek geen sprake meer is. Nog meer dan op de onverharde weg, tril ik hier helemaal kapot. Deze wegen zijn ook het domein van de automobilisten die vaak niet lijken te begrijpen waarom ik niet in de grindbak fiets die hier voor vluchtstrook doorgaat. Zonder snelheid te minderen rijden ze rakelings langs me heen. Soms scheelt het centimeters tussen mij en de achteruitkijkspiegel.
Misschien is het asociaal, misschien is het zelfoverschatting van de meestal mannelijke chauffeurs die voorovergebogen aan het stuur zitten met hun mobieltje in hun hand. Wat niet helpt is dat veel auto's zijn geïmporteerd uit Japan en het stuur dus rechts hebben zitten. Het meest gevaarlijk zijn de beroepschauffeurs in de 'marsjroetka's'. Zij zijn de heersers van de weg. Je mag 80, dus rij je 100. Afremmen en opzij gaan voor iemand die langzamer gaat doe je alleen bij hoge uitzondering en daar vallen fietsers niet onder. Vaak rijden ze met hun schuifdeur open en kom ik met de schrik vrij als er weer zo'n witte waas voorbij raast. Nee, veel liever fiets ik over de onverharde wegen en paden zonder auto's.
Na een aantal dagen in de bergen te hebben gekampeerd en pasta met tonijn te hebben gegeten, verlang ik naar de luxe en warmte van een 'homestay'. Niet alleen wacht er daar een warme douche en een lekker bed; als ik geluk heb kan ik er ook lekker en uitgebreid eten. Ik heb gelukkig op hele fijne plekken mogen logeren. In huizen waar ik echt welkom was. Waar ik de hele dag door werd verwend met lekker eten en schalen vol snoep en koekjes. Op dit soort plekken blijf ik dan ook graag nog een extra dag.