Celebes (Sulawesi)
Mijn debuut als reisbegeleider.
In de jaren ’90 van de vorige eeuw ben ik een aantal jaren in mijn zomervakantie reisbegeleider geweest. Mijn debuut zal ik niet gauw vergeten.
Ik mocht naar Sulawesi en de Kleine Sunda eilanden. Ik was al wel eerder in Indonesië geweest, maar niet in dit gebied. Daarom had ik op het kantoor van het reisbureau om een gids gevraagd die me goed kon helpen. Dat is door de lokale agent verkeerd begrepen ….
Toen ik met de groep op het vliegveld van Ujung Pandang aankwam was ik best gespannen of alles wel goed zou gaan. Daar stond Eddy! Hij stelde zich keurig in het Nederlands voor. Dat was dus een gemakkelijke start.
Tijdens onze lange busrit naar Torajaland vertelde ik hem dat ik hier voor het eerst was.
“Ik ook, meneer. ” Oei….dat antwoord had ik niet verwacht. Wat bleek…de reisagent dacht dat er een Nederlands sprekend iemand moest komen en had de oude Eddy vanuit Manado (Noord-Sulawesi) hier naar toe laten komen.
Al ras bleek dat we helemaal niets aan Eddy hadden. Bij de eerste stop kwamen er mensen uit de groep bij me vragen wat voor soort boom ze zojuist hadden gefotografeerd. “Dat gaan we Eddy vragen”, antwoordde ik gevat. En Eddy sprak de onsterfelijke woorden: “Eén boom, ja, dat is één boom.”
In de bus zat Eddy vaak te dommelen. Toen ik hem zei dat de mensen graag iets meer van hem wilden weten heeft hij verteld dat hij hoopte dat Nederland weer de baas zou worden in Indonesië. Zijn vader was KNIL-soldaat geweest en in die tijd had iedereen in zijn gezin een Fongers fiets……we werden er stil van.
Ook heeft hij voor ons gezongen: “Er ruist langs de wolken….” ((Lied 33 Bundel Joh. de Heer
www.youtube.com/watch?v=tuRoH6Htwus). We hadden geen EO-reis geboekt, dus echt stemmingverhogend was dit niet.
Ik heb hem verteld dat de mensen graag meer informatie van hem wilden hebben. “Ach meneer, ik ben al oud ja.” Ik wilde hem niet beledigen maar gaf wel aan dat als hij dit werk vaker wilde doen, er dan toch meer van hem verwacht werd. Eddy antwoordde beleefd: “Ik zal trachten, ja, trachten.”
De volgende morgen zouden we vanuit Rantepao Torajaland gaan bekijken. Bij het ontbijt kwam Eddy naar me toe: ‘Meneer, ik ben een beetje ziek. Ik heb een beetje buikpijn. Ik kan niet mee vandaag.”
Zucht! “Tja, Eddy, dan kun je beter je bed weer in kruipen.” Gelukkig kon ik in Rantepao een jonge knul vinden die behoorlijk Engels sprak en die van de dagen Torajaland een succes wist te maken. Eddy had vrij om aan te sterken.
Alleen op de terugweg naar Ujung Pandang zou hij ons nog begeleiden. Dat durfde ik wel aan, want we hadden een prima chauffeur en ik had me intussen ook goed voorbereid. Dus ik wist dat we op de terugweg een plek zouden passeren waar zijderupsen werden geteeld. Het leek me een goed idee om daar te stoppen en even rond te kijken. We belandden bij een gebouw van het ministerie van bosbouw en kregen een rondleiding van een lokale werknemer daar. Helaas sprak die man alleen Bahasa Indonesia. Maar gelukkig hadden wij Eddy mee…..Eddy was even stil en vatte het verhaal als volgt samen: “Eén rups wordt nooit één eitje…” Eddy bedankt!
Gelukkig zag de groep de humor er wel van in en bij het vervolg van de reis troffen we veel betere lokale gidsen.