Een lotusvijver in Bankiang Sidem, ten noorden van Ubud.
Een lotusvijver in Bankiang Sidem, ten noorden van Ubud.
Toen ik via de hoofdstraat van Ubud naar de brug van Campuan (bij het museum van Antonio Blanco) liep was het intussen heel warm geworden en het was of ik in een waterval liep. Het transpiratievocht liep in stromen langs mijn lijf en eigenlijk was het veel te benauwd en vochtig om een lange wandeling te gaan maken. Ik wilde vandaag echter per se naar Bangkiang Sidem omdat het een van mijn favoriete wandelpaden op Bali is. Het pad begint eigenlijk bij het IBAH-hotel waar een klein bordje de weg wijst naar de “Campuanridge” Het pad gaat eerst steil omlaag tot de brug over een van de twee rivieren die hier in Campuan samenkomen. Meteen bij het bruggetje is er een apart voetpad dat voor de tempel bij de brug naar rechts buigt en dan vervolgens zich door een grasveld van alang-alang slingert. Alang-alang is het harde scherpe gras dat gebruikt wordt voor het maken van de daken op de huizen. In het gras zitten vaak slangetjes, salamanders en hagedissen verborgen die zich zo nu en dan opwarmen in de zon. Je moet er daarom niet van opkijken als je plotseling een slangetje op het pad ziet wegvluchten. Het zijn ongevaarlijke beestjes en ze vormen echt geen belemmering voor een onvergetelijke wandeling door dit mooie stukje Bali. Het pad gaat eigenlijk over een heuvelrug die tussen twee rivieren is gelegen en het biedt overal een heel mooi uitzicht op de omgeving. Na een half uurtje kom je bij een klein palmenbos waar een paar warungs en bungalowparkjes zijn gebouwd. Een daarvan heet Klub Kokos en daar heb ik heel vaak gelogeerd omdat er stilte en rust heerst en de kamers echt heel mooi gelegen zijn met uitzicht op de omringende rijstvelden en de tuin van het parkje waar grote vlinders rondfladderen tussen de weelderig groeiende planten en bloemen.
Net achter het park begint een zandpad waar ik ontelbare malen onder een palmboom heb gezeten. Stil genietend van de rust om mij heen en het uitzicht op de bergen in de verte en de rijstvelden langs het pad. Heel vaak kwamen daar ’s avonds de Balinezen even bij mij uitrusten van het harde werk op hun rijstvelden. De hele dag hadden ze in de modder gestaan om “padi” (jonge rijstplantjes) te planten of hun veldjes vrij te maken van onkruid. Dat wordt hier allemaal met de hand gedaan en het is prachtig om te zien met hoeveel liefde de Balinezen voor hun rijstvelden zorgen. Ze waren meestal moe van het werken in de hete zon, maar ze hadden altijd tijd om nog even een praatje te maken voordat ze naar huis gingen. Heel vaak heb ik op zulke momenten terug gedacht aan mijn jeugd toen iedereen op het platteland nog tijd genoeg had en er geen reden was om te haasten.
In het eerste huisje aan het zandpad na Klub Kokos woont een heel lieve vrouw die samen met haar man een kleine warung heeft waarin wat frisdranken en andere kleine dingen verkocht worden aan de passerende toeristen. De kleine vrouw heeft zo’n lief gezicht en straalt zo’n warme gastvrijheid uit dat ik op elke vakantie even bij haar langs ga. Ze vertelde mij dat haar man dit jaar achter hun huisje een bungalow had gebouwd voor de verhuur aan toeristen, bestaande uit een slaapkamer, badkamer en keuken. Op mijn vraag wanneer alles klaar zou zijn antwoordde ze dat ze nog aan het sparen waren om de bungalow te kunnen inrichten. Zij verdienen het echt dat ze straks succes hebben met hun huisje want het zijn zo’n lieve eenvoudige mensen. Toen ik weer verder wilde gaan gaf ze mij een paar bananen uit hun tuintje.
Ik liep het zandpad af richting Bangkiang Sidem totdat ik bij Café Karsa kwam, een heerlijke plek om in de open ruimte waar de wind verfrissend onder door waait even uit te rusten en te genieten van het schitterende uitzicht. Het eten is er prima en je kunt er zelfs eten in een van de drie prieeltjes die midden in een lotusvijver zijn gebouwd.
Hier sloot ik mijn ogen en genoot van de geluiden en de geuren van het eten dat voor mij werd klaargemaakt....