Doe maar luxe, een nacht in Bolgatty Palace
Doe maar luxe, een nacht in Bolgatty Palace
Al enige weken ben ik vergezeld met te zware rugzak op reis door India en begin ik onderhand te snakken naar een beetje verwennerij. De goedkope vunzige guest houses, het staren, continue aanraken en de strijd rondom het openbaarvervoer zijn slechts enkele dingen die op mijn zenuwen beginnen te werken. Thuis fantaseerde ik nog stoer over India en alle argumenten van anderen om alleen op pad te gaan wuifde ik weg.
Samen met Nieuw-Zeelandse Sandy, die ik in Cochin ontmoette, besluiten we eens deftig te doen. We gaan naar een paleis op een eiland! ‘Bolgatty Palace’. Dat betekent diep in de armoeiige rugzakkersbuidel tasten - maar daar hebben we vast knikkend obers en gesteven lakens voor! Een Nederlands paleis uit 1744 gelegen in een weelderige tropische tuin, u gaat terug naar de tijd van de Raj wordt ons beloofd…..onze verbeelding slaat op hol!
In Cochin reserveringen gemaakt voor de boottochten en overnachting. De volgende dag werd onze droom al verwezenlijkt en stappen we opgetogen op het bootje naar Bolgatty. De boottocht was al geweldig; onderweg varen we langs Gundu island een eiland bekend om kokosmatten en touwproductie. Onder de vele kokosnootpalmen is de bedrijvigheid te bewonderen, vrouwen in sari’s achter simpele weefgetouwen en pezige touwslagers. Met de wind in de haren leunen we gracieus achterover, we voelen ons prinsessen bij het zien hoe uitbundig we toegewuifd worden. Kleine bootjes gevuld met ‘kokos haar’ en noten varen geruisloos langs. Het wordt alsmaar mooier want spelende dolfijnen loodsen ons een eindje richting Bolgatty. Eindelijk Bolgatty in zicht en kan onze luxe interludium van start gaan! We stappen opgetogen van ons bootje. Al lopend door de tuin merken we dat de tuin zoals beloofd weelderig tropisch is, doch verre van wat men van een paleistuin verwacht. Bij de aanblik van Bolgatty Palace zakt de moed ons in de schoenen…….is dit het? Weliswaar een schitterend gebouw met een grote veranda en ramen met latjesluiken zoals een koloniaal tropenpaleis betaamt. In haar gloriedagen en luxe optrekje, nu een geest uit vervlogen tijden. We kijken wat beteuterd, ik zeg nog opgewekt “binnen is het vast mooi”. Bij de receptie worden we eerst begluurd door vier hangende hotelemployees. We worden ingeschreven in drievoud met carbonpapiertjes tussen de bladen. De heren smoezen onderling met schuddende hoofden voordat de kamersleutel ons overhandigd wordt. Over een gare rode loper lopen we de trap op, wandelen via de brede serre-veranda naar onze kamer, de wind waait verfrissend door de latjesluiken. Onze kamer is aan het einde van de veranda in de hoek. Lekker rustig gaat door mijn hoofd. Onze ‘piccolo’ vraagt nog “Kan ik u nog met iets van dienst zijn?” – we bestellen decadent thee op de veranda.
De slaapkamer is een enorm donker hol waar één buitengewoon groot hemelbed middenin staat, haar muskietennet als groot gordijn er overheen gedrapeerd. Bij nader inspectie een grote houten garderobe en twee stoelen completeren het mahonie ameublement. De vloer is in geen weken geveegd en ik zie zelfs dat een eerdere gast zijn teennagels heeft bijgewerkt. Nogal merkwaardig…..vijf deuren in deze kamer, waarvan één naar de veranda en één naar de badkamer. Waar gaan de anderen heen? Onze inspectie bevestigt dat twee op slot zijn, de derde is open. Nieuwsgierig doen we het open, in het duister zien we een wenteltrap omlaag …..zo te horen de keuken, terwijl ik verder stap glijd ik uit……JAKKES!!.…BAHHHH!!! De vloer onder onze voeten is bezaaid met gebruikte condooms! Met gruwel kijken we elkaar aan om vervolgens gierend van de lach de deur dicht te smijten. Nu snappen we waarover gesmoesd werd bij de receptie, ‘kan ik u nog van dienst zijn mevrouw?’ gooi ik er hikkend van de lach uit. Met betraande gezichten na schatterend barricaderen we deze deur met de garderobekast, de andere twee gestut met stoelen onder de deurkruk.
Na een slome middag lezen omdat er helemaal niets te beleven is op het eiland noch in het hotel maken we ons klaar voor het diner. Eenmaal in de kolossale eetzaal beseffen we dat we óók nog de enige gasten zijn, de zes aanwezige obers staren ons onafgebroken aan - inclusief ‘onze’ piccolo. Na het eten besluiten we te lezen in ons kanjer hemelbed zonder muggen en obers. Eerst een joekel kakkerlak dood gemept waardoor plotseling opgeschrikt een vleermuis tegen het muskietennet aan vliegt, na wild gefladder weet ie zichzelf te bevrijden. Met grote verschrikte ogen bekijken we hoe het dier als een straaljager op een missie door de kamer heen schiet, rakelings scheert hij langs. Heldhaftig proberen we nog met een vuilnisbak het dier te vangen wat alleen uitloopt in een nog hogere versnelling vliegen. Dan maar hulp halen. Het is even zoeken in het donkere paleis waar slechts een enkele peer brandt. Niemand te bekennen….de voordeur blijkt gewoon open, dus kijk ik even buiten. Ja! In het duister tegen de muur geleund de nachtwaker. Ik vraag of hij mee wil komen naar onze slaapkamer want we hebben een vleermuis. De beste man kijkt mij onwelwillend aan. “Kom alsjeblieft naar onze kamer!” smeek ik nogmaals, hij kijkt me aan met een blik ‘wat moet dat mens van me’. Na een toneelspel mijnerzijds hoe de vleermuis vliegt en angstig doen gelooft de man langzamerhand dat er echt iets aan de hand is. De held volgt me de trap op, in de slaapkamer kijkt hij ons eerst wat twijfelachtig aan tot ineens met wild gefladder de vleermuis langs zijn neus sjeest. Ineens wordt hij alert en bij de volgende ZOEFFF wordt de vleermuis uit de lucht gegrist met de blote hand! Zonder iets verder te zeggen draait de nachtwaker om en loopt de deur uit. Okééééé.…dan maar naar bed.
Gedurende de nacht maakt Sandy mij wakker, “hoor je dat?” en ja hoor, klop klop klop komt er vanachter de garderobekast. Klop klop klop nogmaals. We kijken elkaar aan “Ja?” roept Sandy. De stem van onze ‘piccolo’ roept door de deur “Kan ik u nog van dienst zijn mevrouw?”