The Flight of Icarus.
The Flight of Icarus.
Het gekwetter van een vogel doorbreekt de stilte op de heuveltop. De eerste stralen van de doorbrekende zon verwarmen de grond rondom mij. De nieuwe dag opent het panorama verborgen in de ochtendmist. De baai weerspiegelt zachtjes golvend het nieuwe licht. Het water dat op mij wacht in een tere gouden gloed.
Een rimpel kippenvel golft over mijn huid als ik het gladde wateroppervlak doorbreek. Een gevoel van aangename warmte overspoelt mijn lichaam als ik met een paar krachtige onderwaterslagen één word met de zee. Soepel leg ik een tiental meters af om dan even in te houden, even stilliggen om de stroming te voelen. Het moment is perfect,de vloed bijna op zijn hoogst, een lichte tegenstroom is geen belemmering terwijl ik mij snel van de kust verwijder. De overgang tussen opkomend en afgaand tij zorgt dat de kleine tussengolfjes die het zwemmen zo frustreren zich gedeisd houden.
In het ritme van de lome golfslag zoek ik de oriëntatiepunten die mij vertellen hoever ik ben. De grote rots op de kaap rechts ligt al bijna achter mij als voorbij de punt het einde van de volgende baai in beeld glijdt. Minuten verstrijken in een ontspannen cadans van gecoördineerde bewegingen van armen en benen. Geen afzonderlijke lichaamsdelen maar een samenwerkend organisme, hoofd, lichaam, ademhaling in perfecte harmonie.
Als in de verte het witte fort van Cabo da Rama zichtbaar wordt houd ik in, ik kijk achterom, voor het eerst. De rijen hutjes op het strand zijn niet meer zichtbaar onder de strook met palmbomen die nu ongeveer een kilometer achter mij ligt. Een beslismoment, de stroming zal nu elk moment gaan draaien, veel verder gaan is nu niet verstandig meer. Vijftig slagen nog, spreek ik met mezelf af, dat moet nog net kunnen.
Strek, tel, sluit, strek, tel, sluit...tien, twintig, dertig, mijn lichaam en geest willen blijven tellen, blijven doorgaan. Bij achtendertig stok ik, een paar golven verder verschijnt kortstondig een vin boven het water. Heel even verstar ik, het zal toch niet ? Als ik in de volgende golf weer omhoog kom zie ik de geruststellende gebogen grijze rugvin die ik hoopte zien. Het oogcontact is kort, maar lang genoeg om mij juichend als een klein kind achter te laten. Met sierlijke bewegingen zwemt een wilde dolfijn voorbij in de zonbeschenen zee, minder dan twee meter bij mij vandaan.
De euforie van de ontmoeting draagt mij op de weg terug, mijn verzurende spieren glimlach ik weg. Tellend vecht ik tegen de stroming die mij de zee probeert op te trekken, honderd keer borstslag wissel ik af met twintig keer op de rug. Langzaam maar zeker glijden de ijkpunten voorbij in omgekeerde volgorde; zij vormen het bewijs dat ik de kust, die niet dichterbij lijkt te komen wel degelijk nader.
Ter hoogte van de grote rots neem ik een uitgebreide pauze, vanaf hier kan ik in één keer door naar de waterkant waar de eerste yoga-ers hun ochtendoefeningen staan te doen. Een loom trappelende rugslag zorgt ervoor dat ik niet teveel terrein verlies. Boven mij cirkelt sierlijk een visarend, speurend naar een prooi in het water om mij heen.
Wegdromend vlieg ik mee met het prachtige beest, we draaien en draaien alsmaar hoger. De vleugels van de arend brengen ons tot het punt waar ik de zon bijna kan raken. Ik ben te hoog, mijn vleugels branden weg in de vlammende hitte, de verkoolde as dwarrelt naar beneden als teken van mijn overmoed. Ik val, dieper en dieper in een draaikolk van verwarring.
Een slok zout zeewater haalt mij onzachtzinnig uit mijn droomwereld: “Sukkel, op blijven letten, je moet wel blijven zwemmen !” De ontnuchtering haalt mij uit mijn roes waar ik al zolang in verkeer, ik moet dit verhaal herschrijven: schrap de woorden soepel, krachtig, harmonie en al die andere grootspraak, die termen zijn voorbehouden aan de prachtige beesten in wiens element ik te gast ben geweest.
Moeizaam ploeterend vecht ik mij door de branding naar de veilige grond waar ik met bibberende beentjes zo snel mogelijk een plekje zoek om rillend bij te komen van de inspanning. Als een hedendaagse Icarus heeft de natuur mij mijn plek gewezen, maar wat een genot is het om door zulke mooie wezens te worden afgezeken.
Morgen weer......?
…
Op onze laatste avond in Agonda krijgen we te horen dat de deelstaatregering van plan is alle vergunningen van de hostels en strandhut accommodaties in Agonda in te trekken. De baai moet beschermd gebied worden voor de schildpadden die hier hun eieren komen leggen. Een dubbel gevoel maakt zich van ons meester: we zijn groot voorstander van het beschermen van de natuur maar we komen zelf zo graag op dit mooie plekje.
Het plekje waar we zo vaak hebben zitten genieten van de show van de dolfijnen soms tientallen tegelijk. Het plekje waar zomaar een Kingfisher op een paar meter bij je vandaan op een paaltje gaat zitten. Het plekje waar de Kraaien en de Wouwen een vliegend vechtballet opvoeren om de restjes die de vissers overboord gooien.
Nog knagender is het gevoel dat er waarschijnlijk iets heel anders speelt. Goa wordt overspoeld door louche figuren die hun criminele geld komen investeren. De Mumbai maffia heeft grote belangen in het toerisme, de Russische penoze strooit met bakken roebels in een streek waar de kranten vol staan over corrupte politici. Waar dorpen worden plat gebuldozerd om plaats te maken voor hotelkolossen. Waar net over de grens in Karnataka het Ansi National Park wordt 'beschermd' door een regering die bestaat uit stromannen van de grote boskapmaatschappijen.
Ik vrees voor de toekomst van de schildpadden in Agonda, over hun ruggen wordt waarschijnlijk een vies spelletje gespeeld. Maar nog veel meer vrees ik voor onze vrienden, Ashanti en haar familie en al die anderen die hier hun thuis hebben, ik hoop dat ik ongelijk heb.
Ik hoop dat ze deze plek, deze prachtige plek mogen behouden.
[object width="500" height="500"][param name="movie" value="http://www.youtube-nocookie.com/v/Hb0Ljst_B-A&autoplay=0"][/param][embed src="http://www.youtube-nocookie.com/v/Hb0Ljst_B-A&autoplay=0" type="application/x-shockwave-flash" width="500" height="500"][/embed][/object]