Marathon in Ivoorkust (5)
Marathon in Ivoorkust (5)
Na uren hardlopen komen we uiteindelijk in de buurt van hotel Tiama en het stadion en we denken dat we er zijn. Hier is het eindpunt, de finish, het eind van deze marathon in Afrika. Maar we vergissen ons. We lopen inderdaad vlak langs de finish maar we moeten nog een hele lus door dit stadsdeel. Een aardig moderne stad, met vele voorzieningen, niet meer de officiële hoofdstad maar nog wel de belangrijkste stad. Yamoussoukro, de geboorteplaats van president Félix Houphouët-Boigny , is de hoofdstad geworden. Ik ben daar eens geweest, met m’n vriendin Paolina, om de grote basiliek Notre-Dame-de-la-Paix te bezichtigen. Een enorme basiliek, verloren aan de rand van een stadje, midden in een tropische vegetatie. Deze kerk werd aan het eind van de tachtiger jaren gebouwd om nog imposanter te zijn dan de Sint Pieter in Rome. Indrukwekkend is het bouwwerk zeker. Schoon, leeg en groot. Glas in lood ramen met zelfs een afbeelding van de president, die naar men zegt een groot gedeelte van dit project uit eigen zak heeft bekostigd. Maar de sfeer die je terug vindt in de kerken van Venetië of Parijs hangt hier niet. Naar mijn idee een groot, leeg en kil gebouw zonder religie, sfeer of geschiedenis.
Die laatste lus valt tegen. Er zit zelfs weer een klim in, in het donker. Een psychische klap voor vele deelnemers om zo dicht bij de finish nog vier kilometer te moeten lopen. Ik denk aan eten. Raar op zo’n moment. Ik heb zin in westers eten en ben ietwat uitgekeken op atjeké, manioc met sauce graine of een Liberiaans rijstgerecht met hele stukken jungle-rat, huid en haar, en potato graines.Ik kan ook al geen aap en egel meer zien en alle varianten van bananen zijn ook al de revue gepasseerd. Ik heb er ook wat genoeg van om urenlang suikerklontjes te eten en Awa te drinken. Tijd voor de finish.
Wanneer het stadion weer in zicht komt ben ook ik blij. We rennen naar binnen en komen door de finish heen. 68e en 69e plaats in 3 uur 28 minuten. Moe, koud, uitgeput, ploffen we neer op het gras en drinken cola. Het zit erop en we hebben het gehaald. Onze Rode Kruis collega’s zijn er ook en een half uurtje later zijn we alweer redelijk opgeknapt. Hotel Tiama, waar we verblijven, is slechts een paar honderd meter lopen daar vandaan, en op het terras drinken we nog wat alvorens onze kamer in te duiken en moeiteloos in slaap te vallen.
De dag na de marathon zijn we helden. Voor de receptioniste van het hotel, Betty, die spontaan een afspraakje met me maakt. En voor onze Rode Kruis collega’s. We gaan naar het strand in Grand-Bassam om uit te rusten in de zon, bij de strandtent Village. Heerlijk niets doen in de warmte, volop verse vruchtensappen drinken en wat zwemmen. Ook dat is Ivoorkust.
Het verblijf in Abidjan eindigt in de sauna van hotel Ivoire, het grote en dure hotel met internationale allure. Mollie, Kindo, Bamba en ik genieten in het houten hok van een warmte die zelfs deze mensen niet kennen. Ivoorkust mag dan wel warm zijn, maar 100 graden is zelfs hen teveel. Buiten de sauna puffen we even uit nadat we fris gedouched hebben. Ideaal tegen de spierpijn, weer even iets anders. En we maken een paar rondjes in dit stukje paradijs.
Ik weet dat het hierna voorlopig weer gedaan is met de rust, dat Tabou op me wacht, en dat ik de komende tijd weer dag en nacht bezig zal zijn om de vluchtelingen zo goed als mogelijk te helpen. Maar dit intermezzo, hoe zwaar en hoe warm ook, was heerlijk en onvergetelijk.
In Ivoorkust ben ik uiteindelijk een jaar lang gebleven, in dat afgelegen dorp/stadje tegen de Liberiaanse grens aan, op een dag rijden van Abidjan. Het was een kans om mensen te leren kennen, om verschillende stammen en culturen te ontdekken, met ze samen te zijn, overal wilde dieren te zien, gewoon in de tuin en de meest prachtige landschappen te fotograferen. Maar het was ook een tijd dat ik vaak geen zin had om te fotograferen omdat het menselijk leed in die streek te groot was. Het mooiste geschenk toen ik afscheid nam was denk ik dat een stam mij aanbood om hun kenmerk te dragen: een ingebrand groot litteken over het voorhoofd. Met alle smoezen van de wereld heb ik het kunnen vermijden, maar het zegt wel iets over de mensen daar en hun fantastische gastvrijheid.
Ik heb er dan ook een boek over geschreven, waar ik meer reizen en missies in heb beschreven. 1994 was voor mij ook het jaar van Rwanda, en niet veel later vertrok ik voor langere tijd naar Angola. Misschien blog ik daar ook nog wel over, maar eerst ga ik binnenkort wat schrijven over het vredige Namibië.