Sfinx van Gizeh

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

Sfinx van Gizeh image

Koning van het zand (1)

Sfinx van Gizeh
Egypte
RoyanvanVelse

Koning van het zand (1)

Eigenlijk ontwaak ik op hetzelfde moment als de dag. Er hangt een rode gloed over de Sinaï woestijn. Grote zandvlaktes, vage heuvels en een weg met weinig verkeer. Warm is het niet maar het ochtendrood kondigt de hitte van overdag alweer aan. We rijden dwars door die woestijn in westelijke richting in een Egyptisch busje, op weg naar Caïro. Een klein reisgezelschap, m’n verloofde en ik, door dat land met een geschiedenis van vele duizenden jaren. De woestijn is vrij eentonig, maar af en toe bespeuren we de wrakken die stammen uit een recent verleden, toen Egypte en Israël nog in oorlog waren met elkaar. Stukken wapentuig en uitgebrande tanks zijn daar vandaag de dag nog de stille getuigen van. En er zijn veel militaire kampen ingericht langs deze oneindige weg. Het lijken wel fata morgana’s, zo plotseling, zo onverwacht als zij verschijnen boven het zand. Veel meer leven is er niet te bespeuren.

Onderweg stoppen we bij een tankstation alias theehuisje. Zomaar midden in het zand. Een plek van rust en stilte. We drinken er arabische thee, net als ik vroeger in de moskee wel eens gedaan had, in kleine glaasjes, hoog uitgeschonken vanuit een versierde theepot. Het is een klein, eenvoudig ingericht lokaal, maar de bediening is er hartelijk. De prijzen zijn aangepast aan onze westerse maatstaven en dollars zijn er meer in trek dan piasters.

Na een aardig eind rijden, waarbij je niet meer weet hoe je moet zitten, komen we aan bij het Suezkanaal. Dit kanaal heeft een betoverende werking op me. Daar staan we dan stil, langs dat water dat in 1956 werd genationaliseerd door kolonel Nasser, op de grens tussen twee continenten. We staan in Azië, op de ene oever, en even later zullen we aan de overkant in Afrika staan. Ik zie een groepje palmbomen over het water, met een huisje, net een oase. Zo stel ik me in ieder geval een oase voor. Een schip komt voorbij en ik staar naar de oevers. Dezelfde oevers waarlangs mijn favoriete Franse zanger Claude François opgroeide. Ik probeer er iets van te voelen, stel me voor hoe het is om in dit water te zwemmen, in deze verbinding tussen de Middellandse Zee en de Rode Zee. Zijn hit "Alexandrie Alexandra" dreunt door m’n hoofd, en het refrein komt steeds weer terug. Alexandrië, de vroegere hoofdstad, ligt hier nog ver vandaan, aan het westen van de Nijldelta. De plek waar de vuurtoren stond in Alexandrië moet ik beslist nog eens zien maar dit keer gaat de expeditie ergens anders heen.

Aan het dagdromen komt een eind wanneer we verder moeten. Ik vind het jammer. Ik geniet van de warmte en m’n fantasie, vind het heerlijk om mezelf even in het verleden te wanen, mezelf voorstellend hoe het toen geweest moet zijn.

We gaan onder het kanaal door, in een tunnel. Weinig poëtisch maar wel zo gemakkelijk. En dan zijn we in Afrika, in mijn geval terug in Afrika. En de weg gaat door, tot aan de hoofdstad van het moderne Egypte, Caïro. Vreemd om te bedenken dat er ook een modern Egypte bestaat. Ik denk het land te kennen van al die geschiedenis boeken, die verhalen over farao’s, de historische romans van Christian Jacq en de vele afbeeldingen in diverse musea. Maar het huidige Egypte is toch anders. Wanneer we de hoofdstad naderen wordt het drukker op de weg. Stinkende auto’s, meer bebouwing en meer beweging. Dit Egypte is anders.

Het zand hebben we achter ons gelaten en we rijden de metropool binnen. 17 miljoen inwoners. Meer in deze ene stad dan in heel Nederland. We rijden langs die plek waar in 1981 president Anwar el-Sadat werd vermoord. Als scholier nog had dat heel veel indruk op me gemaakt. Ook al stond het zo ver van me af, ik was gewoon verontwaardigd. Die man in dat mooie blauwe uniform die zo bruut werd vermoord. Het heeft me nooit helemaal losgelaten en ik heb het altijd als een toppunt van onrechtvaardigheid beschouwd. En dan rijd ik, jaren later, langs z’n graf. Voor mezelf een stil eerbetoon.

De stad is vies te noemen, en extreem druk. Toeteren en gas geven zijn twee verkeersregels die van essentieel belang zijn om hier doorheen te komen. De opschriften op winkels en uithangborden zijn veelal in het Arabisch. Het maakt deze hele reis nog mysterieuzer, nog aparter. De M van McDonald’s blijft echter duidelijk herkenbaar op reclameborden. Auto’s scheuren, mensen schreeuwen en roepen, gewoon omdat het erbij hoort. Ik ben blij dat de chauffeur de weg kent.

En dan komen we bij dat Egypte waar ik al jaren van droomde. Alleen nu is het echt. De piramides van Gizeh. Drie grote piramides in het zand. Eindelijk, na al die jaren geduld. Cheops, de grootste. Mykerinos, en Chephren. Aanvankelijk ben ik wat teleurgesteld. Ik had een visioen van grote zandvlaktes met daarop die piramides. Grote bouwwerken met gladde zijkanten in het midden van niets. Maar de piramides liggen aan de rand van de stad. Niet dat ze daar ooit gebouwd zijn. In de loop der jaren is de stad naar de piramides toe gegroeid. En de gladde afwerking van de piramides is grotendeels vergaan, waardoor de zijkanten de stenen laten zien waarmee deze graftombes zijn opgebouwd. (wordt vervolgd)