Gran Canaria buiten de gebaande paden!
Gran Canaria buiten de gebaande paden!
Gran Canaria buiten de gebaande paden, kan dat wel? Wij hadden er zo onze twijfels bij. Na het zien van alle spuuglelijke hoogbouw langs de kust ter hoogte van Playa del Ingles en Maspalomas, dachten we meer in Sodom en Gomorra te zijn gearriveerd, Puerto Rico deed het dunnetjes over, maar ons lieflijke plaatsje Puerto de Mogan (wat wij als uitvalsbasis zouden gaan gebruiken) deed echter vermoeden dat er toch nog wel authentiek Spanje viel te ontdekken op Gran Canaria. Hier en daar een verdwaalde Duitse toerist en enkele Engelse gezinnen (met schreeuwlelijk-kinderen, dat dan weer wél), meer west-Europees volk niet aanwezig. Even werden we nog aan het twijfelen gebracht. De vrijdagmorgen-markt van het plaatsje bracht hordes Johnnies en Anita`s uit de naburige badplaatsen naar ons lieflijk plaatsje. Een opvallend hoog Nederlander-gehalte tijdens de marktdag, maar insiders beweerden dat dit de normale gang van zaken was. Snel weg hier, luidde dan ook het devies , en gezien onze honger naar rust en authenticiteit moesten we het maar eens doen: met een auto de binnenlanden van Gran Canaria in. De kaart bestuderend viel ons oog op een kringelweg ergens tussen La Aldea de San Nicolas en Artenara. Kringelwegen staan meestal garant voor bergen en dalen, zover was mijn ervaring met Zuid Limburg wel. De GC 210 zou ons reisdoel gaan worden en via een omweg via Tejeda en San Bartolome konden we dan weer terug koetsen naar Puerto de Mogan.
Zo gezegd , zo gedaan, maar eerst maar eens de weg naar Mogan en La Aldea de San Nicolas bereizen. Een goede oefening voor wat komen zou, zo bleek later. Een mooie molen onderweg (gerestaureerd voor toeristen) en een pitsstop ( voorlopig de laatste koffie-en toilet gelegenheid) in een mooi restaurant annex bar annex dierentuin annex winkel (kijken, niet kopen!) deed ons vermoeden dat we toch nog niet helemaal buiten toeristen gebied waren. In La Aldea was de koek echter op, Geen toerist te bekennen (goddank) en een bewegwijzering door de binnenstad waar een gemiddelde reiziger een knallende migraine aan over zou houden. Kermis in het stadje: gevolg omleidingen en opstoppingen. Na veel getoeter en gevloek uiteindelijk via piepkleine bordjes GC210 de weg naar Artenara gevonden. De eerste kilometers niet meer dan een hobbelpad en vrij vlak. Je ziet niet veel meer dan een steengroeve en wat boerderijen. Echter na het passeren van het kerkhof (veeg teken?) is het snel genoeg raak. De weg wordt smaller en gaat via een onnavolgbaar bochtenwerk, gestaag omhoog. We bevinden ons in de Barranco de Aldea. De oh`s en ah`s in de auto volgen elkaar in rap tempo op, maar veel oog voor al dat moois kan ik niet opbrengen. Dit is namelijk andere koek dan zuid Limburg! Met mijn handen stevig om het stuur geklemd breekt me het angstzweet uit als ik in de verte een tegenligger ontwaar. Shit! Is dit geen eenrichtingsweg? Met angst en beven vervolg ik mijn weg, terugkeren is geen optie, draaien gaat hier niet, en achteruit de berg af lijkt me ook niet verstandig. Opeens is mijn tegenligger verdwenen, maar na een bocht naar links zie ik hem staan, in een uitgehouwen parkeerhaven in de berg wacht de plaatselijke boer tot ik gepasseerd ben. Hij wuift vriendelijk naar me en ik meen een meewarig glimlachje op zijn gezicht te ontdekken. Het doet me vermoeden dat ik nog een fiks aantal angstaanjagende momenten tegemoet rijd, met kloven en afgronden, oh`s en ah`s, maar wellicht ook een aantal parkeerhavens. De oh`s en ah`s zijn inderdaad opvallend veel aanwezig en voor de parkeerhavens begin ik gaandeweg de rit een neusje te krijgen. Ook het bochtenwerk wordt leuk, en langzaam maar zeker krijg ik steeds meer plezier in mijn autorit ondanks de soms erg slechte weg. De Barranco is werkelijk fenomenaal, in 2005 zelfs uitgeroepen door UNESCO als bioreservaat. We passeren een aantal stuwmeren waarvan Presa Caldero de la Nina het mooiste is, maar dat komt natuurlijk omdat het vernoemd is naar onze dochter! Even later passeren we de Molino del viento, een oude molen boven op de berg, van waar uit je een geweldig uitzicht over het gehele gebied (inclusief stuwmeren) hebt. Geen Spanjaard te bekennen, en al helemaal geen toerist. De weg vervolgend en 2 tegenliggers later passeren we Acusa verde (23 inwoners en een hond) , een plaatsje met slechts grotwoningen die ooit door de Guanchen (de meest oorspronkelijke inwoners van het gebied) zijn gebouwd. Ook in Acusa Seca liggen grotwoningen, en dan met een uitzicht op het dal waar je spontaan tranen van in je ogen krijgt, zo mooi. Tactisch erg slim van de Guanchen om hier te gaan wonen, want het uitzicht is werkelijk ki-lo-meters ver. Vijanden werden zo in een vroeg stadium gespot, en men had derhalve voldoende tijd om noodmaatregelen te treffen. Het uitzicht is adembenemend en de stilte oorverdovend! Wat een weelde om hier te mogen wonen, wat een geluk om hier te mogen zijn. Helaas moeten we verder, de GC210 voert ons naar het plaatsje Artenara, waar we weer meer in de bewoonde wereld terecht komen.
Ik check de kilometerteller in de auto, 30 kilometer vanaf het begin van de kloof, toch een kleine 3 uur door de Barranco gekoetst. Voorwaar een behoorlijk tempo gezien de ontelbare oh`s en ah`s!