Reizen in Roemenië; ontmoetingen met een communismehater, een ballengraaier, muppets en andere lieve mensen
Reizen in Roemenië; ontmoetingen met een communismehater, een ballengraaier, muppets en andere lieve mensen
‘Be patient!’, het klinkt als een bevel. Deze verder best vriendelijke medewerker van het toerismebureau beantwoordt mijn vraag over het reizen van de Roemeense stad Timisoara waar ik ben, naar Brasov. Haar goedbedoelde advies om geduldig te zijn om dit te regelen kwam na haar openbaring dat ze haar eigen land niet zo goed kent, of wil leren kennen.
‘Brasov? Yes, I heard of it. Never been. I’d rather go outside Romania.’ Het museum voor Consumentisme in haar stad kende ze niet en toen ik het uitlegde keek ze me verveeld aan. 'Waarom zou ik naar producten uit de communistische tijd willen kijken?' Zij was met haar leeftijd van ongeveer 30 jaar opgegroeid in relatieve luxe en had alleen maar slechte dingen gehoord over die tijd. Vooruit gaan wilde ze, niet achteruit! Ja dat wil ik ook, maar zo kom ik niet verder.
Demonstratie als in 1989
De avond ervoor kreeg ik nog veel hulp van Elena, een veertigjarige vrouw die mee-demonstreerde op het grote plein voor de opera, tegen de corruptie van de huidige regering. Ze legde me uit wat er op de borden stond die mensen omhoog hielden en wat ze scandeerden. Ik waande me even weer in 1989 toen ik op de Nederlandse televisie dit soort demonstraties zag in Roemenië en andere destijds communistische landen. Bij het beantwoorden van mijn vragen over vervoer naar Brasov schoot de tijdmachine weer naar 2018: op diverse apps op haar nieuwe model iPhone toonde ze me de mogelijkheden met de trein, bus en om te liften via het platform Blablacar. Helaas bleek dat laatste net geen ritten aan te bieden en was de bus een zeer onzekere optie. ‘Waarom neem je niet de trein?’, vroeg ze, eraan toevoegend dat ze die zelf het liefst vermeed, want te duur, te langzaam en te eenvoudig. Tja, waarom wilde ik dit? Omdat ik met het vliegtuig uit Boekarest was gekomen en ik mezelf voorhield deze regio op diverse manieren te doorkruisen. Een treinrit zou me weer terugvoeren naar de hoofdstad, om daar over te stappen. De oudere dame in het kantoortje van de nationale spoorwegen kijkt me glimlachend aan als ze me herkent. De dag ervoor had ik al gevraagd naar de reisopties en uit haar hoofd somde ze vertrektijden, perron en treinstelnummers op. Toen antwoordde ik dat ik er nog even over zou nadenken. Met de bus had ik er volgens de app zeven uur over gedaan, in plaats van de 12 uur met de trein. Maar de drie overstapmogelijkheden bleken moeilijk realiseerbaar. Ik zucht en koop een treinkaartje.
Kaascrackers en zweetvoeten
De volgende dag sta ik om vijf uur in de ochtend op een perron van het treinstation in Timisoara. De coupe is vol met naast en tegenover mij drie Roemeense vrouwen en een man, allen van middelbare leeftijd. Een enkeling groet bij binnenkomst, daarna is het stil in de coupe. Zonnebloemvelden volgen elkaar op als in een schilderij van Van Gogh. Hooibalen in puntige vormen omhoog stekend maken het Zuid-Franse plaatje compleet. Vlak en heuvelachtig landschap wisselen elkaar af. We doen stationnetjes zonder naamaanduiding aan, waar iemand op de bank slaapt of zwaaiend de trein nakijkt. Mensen nemen afscheid, geven handkussen naar elkaar. Ik zit naast de man op een tweezitter. De vrouw zit in het midden aan de overkant van me. Ik bekijk haar sluike bruine haar, haar slanke postuur in neutraal gekleurde kleding, en haar bril met dun montuur en ovalen glazen. Ze pakt wat te eten uit een dun plastic zakje. Een kartonnen verpakking in geel en blauw, merk Roka. Ze maakt het open, net als de bol staande aluminium binnenverpakking. Ze steekt haar neus erin en trekt een vies gezicht. Dan stopt ze een gebroken koekje in haar mond en trekt ze een 'dat valt wel mee-gezicht', om vervolgens gulzig een stuk of tien koekjes achter elkaar op te eten. Ik lees de kleine lettertjes op de verpakking: cheese crackers. Tja, daar moet je nooit aan ruiken, dat stinkt naar zweetvoeten, zeker als je een pufje in je gezicht krijgt van een open knappende verpakking. Maar smaken doen ze kennelijk wel, ook om half acht in de ochtend. In de bedompte coupe ruikt het nu naar kaasvoeten. Of zweetcrackers. Bij het plaatsje Orsova, dat aan een meer ligt, glijdt een grote rivierboot de Donau op. Op de achtergrond groene heuvels, of mogen dit al bergen heten? Het is afwisselend in hoogte. We tuffen in een rustig tempo door richting Boekarest. Ik lees in mijn e-reader, kijk naar buiten of werp af en toe een blik op de telkens wisselende passagiers in mijn coupe. Alleen een vrouw bij het raam en de vrouw van de crackers blijft zitten, we hebben nog geen woord met elkaar gewisseld.
Dirkshoppers
Bij de plaats Craiova is het ineens erg druk en is de relatieve rust van het Roemeense platteland voorbij. Passagiers met enorme koffers van Chinese makelij willen de trein in en staan elkaar in de weg op het gangpad naast de coupes. Passagiers dragen boodschappentassen van het type Dirkshopper, dunne plastic tasjes met groenten, plantjes en mij onbekende etenswaren de trein in, ook in onze coupe. De sfeer verandert, van rustig naar gehaast, van gemoedelijk naar wat schimmiger. Er komen meer alleenreizende mannen aan boord. De plantjesman schuift onze coupedeur open en wil mijn stoel innemen. Ik sta mijn benen te strekken in het gangpad en tik hem nee-schuddend op zijn schouders. Hij begrijpt het. De enige lege plek wordt ingenomen door een in joggingbroek gehulde veertiger wiens plastic zonnebril zijn brede, kale en gebruinde voorhoofd omklemt. Wijdbeens neemt hij plaats, zijn leren schoudertasje bungelt over zijn dikke buik. Daar omheen een strak gespannen T-shirt met een Engelstalige opdruk. Enihsnus lees ik – maar een zonnestraaltje is deze man bepaald niet. Meer in deel 2 van dit blog.