IJsland of ijs-land? (Rondreis IJsland, deel 2)
IJsland of ijs-land? (Rondreis IJsland, deel 2)
IJs heb ik inmiddels ruimschoots gezien, maar het meeste daarvan zat in een hoorntje of op een stokje! Vooral van de hoorntjes maken ze complete torens, ik heb kinderen zien weglopen met een softijsje van zeker 15 centimeter, alleen ijs dan hè! En weer of geen weer, ze hebben er altijd zin in. Toch maar een gek volkje, die IJslanders…
Intussen heb ik de Westfjorden achter me gelaten en zoals ik de vorige keer al schreef had het bezoek aan deze regio iets heel avontuurlijks. Zozeer zelfs, dat ik een gevoel van overwinning ervoer toen ik na een lange rijdag over eindeloze dalende en stijgende gravelwegen het plaatsje Ísafjörður bereikte, ver in het noorden van dit gebied. De rit door een ontzettend mooi en afgelegen gebied werd er niet comfortabeler op toen de uitlaat van mijn autootje los kwam en bij elke kuil en elke kiezelsteen verschrikkelijk rammelde. (Je mag zelf inschatten hoeveel kuilen en kiezelstenen je tegenkomt op 85 kilometer gravelweg.) Gelukkig kon dat in Ísafjörður gerepareerd worden en netjes op kosten van het verhuurbedrijf.
Terwijl mijn auto gerepareerd werd stapte ik aan boord voor een dagtocht naar het gebied Hornstrandir, in feite de “noordkaap” van IJsland en sinds ongeveer 1960 niet meer permanent bewoond. Op een paar plekken langs de kust zijn er nog restanten van boerderijen maar die zijn nu omgebouwd tot zomerhuisjes voor rijke IJslanders. Op deze huisjes na is het gebied een echte wildernis met slechts een paar gemarkeerde wandelroutes. De schijnbaar kale kliffen zijn in werkelijkheid dichtbegroeid met grassen, struiken en een heleboel mossoorten. Tijdens regen kan het erg drassig worden en dan loop je als het ware over een gigantische spons tussen talloze kleine stroompjes en waterpoelen. En hoe afgelegen Hornstrandir ook mag zijn, die gekke IJslanders zorgen wel voor koffie met pannenkoeken aan het einde van de tocht! Ik was overigens de enige buitenlander in de groep, de andere 12 waren allemaal IJslanders die zelf ook op vakantie waren.
Ik heb gemerkt dat IJslanders ontzettend trots zijn op hun land. In het begin zijn ze niet zo spraakzaam maar als je de moeite neemt om zelf een gesprekje te beginnen merk je dat ze erg geïnteresseerd in je zijn en dat ze graag vanalles vertellen over IJsland. De mensen zijn als het ware gevormd door het land, waar het leven altijd rauw en hard was. Vergeet niet dat IJsland tot pakweg de Tweede Wereldoorlog in feite nog in de middeleeuwen verkeerde. Er waren nauwelijks wegen of communicatiemiddelen. Alles wat de mensen deden moest degelijk en functioneel zijn. Je ziet dat bijvoorbeeld terug in de gebouwen die voor het grootste deel sfeerloze voorgefabriceerde blokkendozen zijn met golfplaten bekleding, die ook nog eens nauwelijks onderhouden worden. Soms waan ik me eerder in een Sovjet-dorp dan in het rijke IJsland. De mensen zelf zijn over het algemeen ook zo: grote, forse mensen en ze kleden zich over niet overdreven smaakvol (behalve de jeugd). Functioneel is het devies, behalve misschien in de grotere steden. Ik had dit niet verwacht in het moderne IJsland en het is dan ook een vreemde ervaring en zeker een eye-opener!
Na de Westfjorden zette de reis zich voort langs de mooie IJslandse noordkusten, die het decor vormden voor een paar van de mooiste ritten van de reis. Hier vind je unieke accommodaties en IJslandse gastvrijheid op de meest onverwachte plaatsen. Het meest bijzondere was wel het boerderijtje Litlibaer (dat letterlijk “kleine boerderij” betekent), halverwege de schier oneindige fjordenroute tussen Ísafjörður en Hólmavík. Hier zorgt oma (die geen engels spreekt) de hele dag voor een goede kop koffie met verse wafels, terwijl haar kleinzoon van 12 (die vloeiend engels spreekt) je meeneemt naar de zolder voor een blik in de geschiedenis van het gebouw en de familie. Helaas riep het asfalt me terug, en na achterlating van een handjevol kronen in de fooienpot en een korte notitie in het gastenboek kon de rechtervoet weer omlaag voor het vervolg van de rit door dit wonderlijke land.
Zelfs in het dunbevolkte noorden kan het druk zijn op bepaalde plaatsen aan de ringweg. Door deze zorgvuldig te mijden kwam ik terecht bij Ósar aan de kust van het Vátsnes schiereiland. Hier had ik het geluk om in een prachtige houten bungalow te mogen overnachten op een steenworp afstand van een prachtig natuurgebied met een zeehondenkolonie, een uitzonderlijke rotsformatie en een majestueus uitzicht. Een dag later bereikte ik het prachtige landgoed Lónkot, waar ik echt verrast werd door de gastvrijheid, de simpele accommodatie en de serene rust van het landschap. Nergens anders in IJsland heb ik de middernachtzon zo helder kunnen waarnemen als hier.
Ik heb ook het meest noordelijke plaatsje van IJsland bezocht, Siglufjörður, waar een ontzettend mooi en leuk haringmuseum is. Je bent hier werkelijk op een steenworp afstand van de poolcirkel, dus dat het bewolkt en fris is (zelfs koud) mag logisch zijn, maar momenteel is het weer volgens de IJslanders zelf toch wel erg slecht! Gelukkig kan het dus alleen maar beter worden...
Nu ben ik in Akureyri, maar hoewel dit de grootste plaats is in het Noorden van IJsland, kan ze mij niet echt bekoren. Ik heb mijn vrije dag dus maar gebruikt om de planning voor de komende week wat aan te passen, aangezien ik daar nog geen reserveringen voor had gedaan. Het wordt een hele logistieke puzzel met veel heen en weer rijden, maar je moet er wat voor over hebben!
Dat was het voor deze keer, hopelijk heb ik eind deze week weer tijd voor een nieuwe update!
(Gepost op 11-07-2010 in Akureyri)