Roadtrip op de Hongaarse Laagvlakte
Roadtrip op de Hongaarse Laagvlakte
De bekenste nationale parken van de Verenigde Staten staan al aangevinkt op mijn bucketlijst zoals Yosemite, Yellowstone, Grand Canyon, Zion, Bryce, Channel Islands, Joshua Tree, Arches, Grand Teton en Mesa Verde. Ook de meeste Nederlandse, Belgische en Franse nationale parken zijn voor mij niet meer onbekend.
Bij het boeken van een citytrip ben ik steeds benieuwd naar het echte dagelijkse leven buiten de grote toeristische stad. Ik nam de kaart van Hongarije erbij toen ik een bezoek plande aan Boedapest. Er vielen mij twee dingen op: het Balatonmeer in het westen en Hortobágy Nemzeti Park in het oosten. Ik schuimde het internet af voor wat meer informatie en koos voor een roadtrip naar de poesta van Hongarije. Dit steppegebied is een belangrijke broed- en overwinteringsplaats voor vele bijzondere vogelsoorten. Laat het nu net die vogels zijn die mij overtuigd hebben om hier naartoe te rijden.
Zodus: drie dagen Boedapest en twee dagen roadtrippen op de Grote Hongaarse Laagvlakte. Ik huurde een auto in Boedapest en vertrok richting het park. Geen idee wat mij te wachten stond. Ik had wel wat gelezen over het gebied, maar toch was het moeilijk om een beeld te vormen. Daarom was het nuttig om eerst te stoppen in het informatiecentrum dat je niet kan missen bij het binnenrijden van het dorp Hortobágy (uitspraak is trouwens: Hortobachie). Bij het vragen achter interessante wandelroutes kreeg ik een slechte kopie van een stafkaart, waarbij er met pen enkele gebieden werden aangeduid. Bovendien kreeg ik nog enkele 'gedetailleerde' en een ooit gekleurde kopies van wandelroutes. Negatief dacht ik: oudbollig. Positief dacht ik: onbekend, weinig begaand en avontuurlijk.
De autoroute rond het park was het eerste dat ik wou doen. Zo kon ik mij een goed beeld vormen van de grootte en de mogelijke plekken waar ik mijn benen kon strekken. Langs de route kon ik verschillende habitats bewonderen: de steppe, bewerkt land, visvijvers en rietvelden. Bij elke uitkijktoren stopte ik, nam mijn fototoestel en speurde het gebied af. Bij sommige stops kon ik even een korte wandeling maken. Dat deed ik bij de twee silo's op de baan tussen het gehucht Ohat en Hortobágy. Het pad tussen de rietvelden leid je naar een uitkijktoren. Tussen het riet vond ik lepelaars en Grote Zilverreigers. Overvliegende bruine kiekendieven waren voor mij gemakkelijk te fotograferen.
Ik overnachtte in de enige camping van Hortobágy, waar ik tevens ook de enige gast was. De eigenaar kon een aardig woordje Duits. Engels was wat moeilijker. Een goed bed was het enigste dat ik nodig had. Vroeg slapen en vroeg opstaan
De volgende dag ging ik wandelen bij de visvijvercomplexen van Halastó. Laat het woord visvijvers je niet afschrikken. Ik zou het eerder beschrijven als een nat gebied. De wandeling is plat, maar zeker niet te onderschatten. Eén stuk is gewoon rechtdoor zonder het einde ervan kunnen in te schatten. De kaart helpt je alvast niet met het navigeren. Ik wandelde er een lus van ongeveer 15 km. Ik deed er meer dan 6 uur over, omdat ik graag elke uitkijktoren beklom en even wachtten op een bijzondere waarneming. Je kan eventueel heen en/of terug met het treintje dat het gebied voor iedereen toegankelijker maakt. Het eindpunt en het absolute hoogtepunt (vooral in de herfst en winter) is Kondás Pond. Dit is de slaapplaats van duizenden trekkende kraanvogels. Op de andere visvijvers verzamelen een 80-tal zeearenden. Er zijn enkele zeearenden die hier blijven en die je het hele jaar kan waarnemen. Bij één van de uitkijktorens was het dan eindelijk zover: mijn eerste zeearend! Wauw. Ik had zoveel geluk dat ik er zelfs twee mocht aanschouwen. Mijn reis was geslaagd. Ik kon er ook een foto van nemen. Geen hoogstaande kwaliteit, maar wel het bewijs.
De poesta van Hortobágy: een vrij onbekend gebied met veel charmante oudbolligheid. Een gebied dat je zeker gezien moet hebben als je de verscheidenheid van Hongarije en Europa wilt ervaren.