Dromerig Drosia
Dromerig Drosia
Mijn lief en ik zijn dol op Griekenland. Helemaal op de Griekse eilanden. Nog blijer worden we van die slaperige kleine bergdorpjes waar een onoplettende toerist achteloos aan voorbij zal rijden, maar die voor ons verborgen juweeltjes zijn waar de -op het eerste gezicht- vredige rust het bonte dorpsleven niet meteen prijsgeeft.
Hoe ontstaat zo’n dorp, vraag ik me vaak af. In mijn verbeelding is het geheime recept als volgt: zoek een waterbron, plant in de buurt een stuk of drie platanen, wacht een paar decennia, bouw vervolgens naast die bomen een taverna waarvan het terras zich onder het bladerdak van de bomen bevindt en binnen enkele jaren zullen zich daar geleidelijk wat nieuwe bewoners verzamelen. Met een beetje geluk voegt een bakker, een groenteman en een slager zich bij dit gezelschap, wordt er een kerkje neergezet en maakt de bijbehorende grijsgejurkte, bebaarde geestelijke (ook wel Papas genoemd, tevens dorpsverwelkomer, sociaal werker en raki-schenker) het geheel af.
Houdt dat beeld in gedachten, verwijder de groenteman en de slager uit het geheel en je hebt het Kretenzer dorpje Drosia.
Tijdens onze eerste wandeling door dit dorp vielen we acuut in de Grieks geestelijke boter: Papas had ons al gespot en met een uitbundig “Kalimera! Kalós íthes!” werden we handenschuddend verwelkomd. ‘We kwamen uit Holland? En oh….jullie blijven een week!’, was meteen aanleiding om uit één van de taverna’s die het dorp rijk is een fles raki te voorschijn te halen.
“Yamas!” glaasje één gooiden we maar snel achterover.
“Yamas!” , met glaasje nummer twee had onze Kretenzer zielenhoeder zichtbaar geen moeite.
“Yamas!”, glaasje nummer drie vonden we vóór het middaguur wat te gortig, maar Papas dacht daar heel anders over.
“Mooi beroep heb je toch!”, zei mijn lief, doelend op zijn drankinname, waarop Papas antwoordde:
“Dit is geen beroep, dit is een roeping!”
Wat onvast ter been leek het ons een goed idee de alcohol wat te neutraliseren in het tegenoverliggende kafeneion. Bij twee tafeltjes en wat krakkemikkige stoeltjes op een terrasje zat een klein, oud, in het zwart gekleed omaatje te wachten op klandizie. Een vrouw van weinig woorden, maar des te meer gebaren. Zwijgend maar vriendelijk glimlachend werd elk kopje Griekse koffie en het bijbehorende glaasje water apart gebracht. Bij het afrekenen stak ze twee vingers in de lucht, mompelde “Dýo” maar liet ons eerst nog wachten op een schoteltje met verse druiven die ze achter uit haar tuin ging plukken.
Een routine die zich in die week iedere dag herhaalde, waarbij het zo min mogelijk uitwisselen van woorden en het opsteken van twee vingers bij bestellen én afrekenen haast tot een kunst werd verheven.
Taverna ‘Platanos’ waar Papas ons de eerste ochtend had laten kennismaken met de lokale raki werd onze favoriete diner-plek. Heerlijke mezedes serveerden ze daar en als snel werd duidelijk dat je maar beter mínder gerechtjes kon bestellen, omdat de maaltijd steevast werd afgesloten met een enorm bord loukoumades, een soort kleine oliebolletjes bestrooid met kaneel, honing en gemalen walnoot. Echter leek dat bord iedere avond wel voller te worden, kwam er ook nog een bord walnoten, een schep ijs, appelpartjes met rozijnen bij én een kwart liter raki. Je bent vaste gast of niet en dat moest blijkbaar gevierd worden met de groeiende porties, die we onder het wakend oog van ‘mama Platanos’ wel verplicht waren op te maken. Tevreden was ze pas als de borden leeg terug kwamen en het leek een sport voor haar te worden om de inhoud van onze magen op te rekken door de avond erna nóg meer te serveren.
Onze aanwezigheid bleef niet alleen onopgemerkt bij de lokale middenstand, maar ook de bouwvakkers die de dorpshuizen opknapten riepen ons van verre al lachend toe.
Op de derde middag kwam een klein meisje ons achterna hollen en al gebarend “Kom, kom!” werden we naar een het groepje stucadoors geloodst die de werkzaamheden dagelijks feestelijk afrondde met het “raki-uurtje”. Met veel bombarie werden er extra plastic stoelen neergezet waarop wij moesten plaatsnemen. Grieks was en bleef de voertaal maar de liefde die wij werden geacht te delen was die voor het zelfgestookte bocht, dat in de verste verte niets met raki van doen had. Plastic koffiebekertjes werden tot de rand volgeschonken en ook nu keken de mannen vol verwachting of en hóe we deze soldaat maakten. Onder luid gejuich werd het door ons met moeite leeggedronken bekertje weer volgeschonken. Na de maagtest werd nu onze lever getest op Griekse genen en werd de noodzaak om zo langzaam mogelijk te drinken plots evident, vooral toen bleek dat het drinkgelag pas ten einde zou zijn als elke aanwezige een rondje had geschonken.
Onze laatste dag op Kreta verliep onfortuinlijk: op weg naar een westelijk gelegen kloof, werden we op de Old National Road aangereden door een oude man in dito pick-up. Hij nam de bocht zo ruim dat hij ver op onze weghelft terecht kwam en onze huurauto vol in de flank raakte. We kwamen allemaal met de schrik vrij, maar onze auto was flink verkreukeld. We waren een paar uur zoet met de verzekeringsinspecteur die uit Heraklion moest komen om de papierhandel te regelen. Die dag was zo goed als verloren en we besloten om in ieder geval de avond in stijl af te sluiten bij onze vrienden van Platanos. Daar bleek het dorp volledig op de hoogte te zijn van ons ongeluk: de schoolmeester van Drosia was ons gepasseerd en had alles al in geuren en kleuren verteld aan zijn dorpsgenoten. De foto's die we ter plekke voor de verzekering hadden gemaakt, wilden ze allemaal zien. De ooh's en aah's waren niet van de lucht, de bestuurder van de pick-up was hun bekend en zijn rijstijl werd als "England driving" onder bulderlachen omschreven. De Drosianen leken intens gelukkig met dit welkome verzetje....
Het is wonderbaarlijk hoe groots de herinneringen zijn aan zo'n slaperig, ogenschijnlijk onbeduidend dorpje als Drosia en zijn bewoners. Ik heb kilometers over de Chinese muur gelopen, het Annapurna-massief in Nepal beklommen, sneeuwballen gegooid op het Rode Plein in Moskou en toch dwalen mijn gedachten vaker af naar de eenvoud van dit Kretenzer gehucht. Zou de labrador achter de prikkeldraad omheining weer blij reageren als ik hem van verre roep? Leeft het kafeneion omaatje nog en speelt ze het gebarenspel met andere toeristen? Drinkt Papas de nieuwkomers nog onder de tafel in de vroege ochtend?
Soms is minder méér.
Hoef je alleen maar op een taverne-terras plaats te nemen en is het leven één grote drive-in bioscoop.
Ga maar eens zitten bij Platanos in Drosia.