Faeroer eilanden, nice to know you!
Faeroer eilanden, nice to know you!
Diep in de nacht maar niet alleen.
De grote Noronna ronkt nog in de verte, het schip heeft me zo’n twee uur geleden aan land gebracht.
Ik neem een hap van mijn brood en staar met een genoegzame kriebel in de buik over de haven van Torshavn. De lucht toont mooie kleuren en de vogels hebben nog even geen zin in vliegen. Loom zwemmen ze door het water naar het korstje dat ik tussen de bootjes gooi.
De bries is fris maar het kan me niet schelen. Ik ben op de Faeröer eilanden, het echte begin van mijn reis, ik voel rust en wil dat nog even zo houden.
Het duurde even voordat we van de boot af waren. Eenmaal bij het hostel in het hart van de stad besefte ik dat ik voor deze halve nacht niets had besproken. In de dormitory was gelukkig een bed vrij en na sluipend mijn bagage op het bed te hebben gelegd voerde de wakkerheid de boventoon.
Een nachtelijke wandeling dan maar eindigend bij het bankje hier aan de haven.
Drie uur later rijd ik Torshavn uit. De oogjes zijn toch nog even dicht geweest maar nu is de honger naar ontdekking te groot geworden. De gekleurde golfplaten huizen brengen een Lego deja-vu naar boven. De Faeröer horen niet voor niets nog een beetje bij Denemarken.
Ik overzie de stad, haar haven, inmiddels zonder Noronna, en haar beschermde ligging door het eiland Nolsoy in de verte. Vooral scholeksters vergezellen het geluid van mijn dieselmotor als ik slalommend tussen de schapen mijn blik op de groene bergen in het Noorden richt.
De volgende uren dans ik in ruime golvende bewegingen langs de flanken van Faeröers groene bergen. Het ene vergezicht is nog mooier dan het andere. Fjorden als uitgestrekte vingers van de hand die hier op de Atlantische oceaan is neergelegd. Elk vingertopje moet ik langs hoewel bruggen en tunnels me regelmatig helpen.
Er lijkt zowaar een spitsuur te bestaan als ik rond ontbijttijd een lange stroom Madurodam-autootjes door het dal zie gaan.
Ik rijdt er tegenin. Fjord na fjord, dorpje na dorpje, schaap na schaap, een brug over de Atlantische oceaan (echt waar) en na een donkere tunnel ben ik waar ik wil zijn: Klaksvik.
De Klakkur in Klaksvik, 3x achter elkaar snel uitspreken levert een mooie tongstruikelaar op.
Het is de berg boven het tweede dorp van de Faeröer. Klaksvik zelf ligt op een uurtje van Torshavn en is prachtig gelegen op een engte tussen twee naar elkaar wijzende fjorden.
De klim volgt een smal schapenpad dat steeds steiler de top weet te vinden. De grote stenen in het gras zijn me welkom als ik ze nahijgend als zetel gebruik.
Klaksvik onder me ligt er echt geweldig bij. Ze omarmt een van de fjorden met haar kleurrijke huisjes aan het water. Vissersbootjes vullen de haven of varen richting zee. Er wordt gereden, gefietst en gelopen, niet druk maar het dorp leeft.
1440 graden inmiddels. Ik kan niet stoppen met mijn rondblik en maak voor de 5e keer de 360 graden rond. Klakkur biedt een magnifiek uitzicht op de noordoostelijke bergen, de even hoge langgerekte eilanden Kalsoy en Kunoy en verdwaalde dorpjes aan hun voeten. De zon heeft haar stralen ondertussen ook deze kant opgestuurd en maakt dat schaduwen langzaam over het groene reliëf glijden. Het diepgroene water onder me lijkt rimpelloos en onaangetast op de bootsporen en ronde zalmkwekerijen na. Verdorie Faeröer wat ben je mooi en waarom wist ik dat niet?
De middag vult zich met een WK-voetbalwedstrijd in een vaag café. De ‘Faeroerburger’ maakt het droevige schouwspel goed. Geen poespas maar een hamburger van schapenvlees met rode kool en augurken. Een druppel ketchup om het af te maken en een verslaving is geboren. Ik verbaas me over de bierprijs die bijna drie burgers is en huppel dan terug naar de auto.
De zon is lager en de schaduwen scherper. Met het uur worden deze eilanden mooier, tijd om verder te ontdekken.
Mijn beschrijvingen hebben geen aanpassing nodig. Ze herhalen zich als ik richting het hoogste deel van de eilandengroep rijdt. Op de hoogvlaktes van Eysturoy stikt het van de schapen en maken zij het enige geluid. Slingerend door deze groene stilte daal ik af naar het visserplaatsje Gjogv. Haar huizen zijn rood, zwart of wit. Samen met de schone lucht achter haar zorgt de oceaan voor het blauw. Velden vol boterbloemen zorgen dat het groen onderbroken wordt en zo zijn alle basiskleuren vertegenwoordigd.
Het is zoals ik de Faeröer vandaag leer kennen. Meer dan een verzameling mistige eilanden die onbeduidend in de hoge golven ligt. Haar lijnen zijn scherp, de kleuren zijn puur, de lucht kan niet schoner en de bergen niet hoog maar voldoende imponerend.
Gjogv is een heerlijk ontdekgehucht met kleine straatjes en een beekje dat wildstromend de huizen passeert. Het natuurlijke haventje tussen de rotsen is als de eerste taartpunt die is weggesneden. Een kerkje met oude grafstenen in de tuin en een herberg voor wat vocht of de nacht.
Ze ligt als een pareltje op de noordpunt van Eysturoy, eenzaam en alleen maar ik twijfel of de 300 bewoners dat erg zullen vinden.
Ook die eenzaamheid hoort bij de Faeröer waar de afgelegen dorpjes pas de laatste 20 jaar op een andere manier dan over zee te bereiken zijn.
Als de zee dat toestond overigens.
De zon laat de schaduwen niet meer dansen. De noordflanken worden killer en vochtiger. In Torshavn zal de zon nog lang zichtbaar zijn. Tijd om daar naar terug te gaan. Ik heb mijn terrasje voor vanavond bij aankomst al gevonden. Ondanks de prijs toch maar een biertje en ach dan er maar wat langer van genieten. Aan de plek zal het niet liggen.
Wordt vervolgd…