Sofia
Beter iets verliezen, dan het niet meemaken
Opnieuw een verveelde zucht. Aan alles kunnen we aflezen dat deze man ons een hinderlijke onderbreking vindt. Waarvan zou ik niet direct weten. Wat doet een Nederlandse ambassadeur in Bulgarije precies? Als we hem moet geloven, houdt hij zich, tegen wil en dank, voornamelijk bezig met onhandige toeristen. Daarom verrast hij ons compleet als hij de zucht laat volgen met ‘Nou vooruit. Jullie hebben er in ieder geval een beetje over nagedacht. Jullie krijgen Max, mijn chauffeur, mee om te gaan zoeken. Om 14:00 uur zijn jullie weer terug. Geen resultaat betekent pech gehad en direct terug naar Nederland! Succes!’ Opnieuw een onverwachte wending op deze zo rustig begonnen dag.
We rollen langzaam het station van Sofia binnen. Snel pakken we alle spullen bij elkaar en verlaten het treinstel. Ons schema voorziet in een bezoek ‘Japan-stijl’; we hebben ongeveer tien uur om alles te bekijken. Vanavond gaan we verder naar Thessaloniki.
Daarom laten we onze rugzakken achter in het bagage-depot van de Bulgaarse spoorwegen. Ook hier veel beambten die geen enkele moeite doen om de vooroordelen te ontkrachten. Een streng uitgesproken ‘Passport’ zorgt ervoor dat G. en ik direct braaf ons reisdocument overhandigen (blijkbaar zo geïntimideerd door het uniform, dat we niet eens vragen waarom een beambte van het bagage-depot niet alleen onze rugzakken in ontvangst wil nemen, maar ook een dagje op onze paspoorten wil letten…). Maar bij A. zorgt het voor een wanhopig kloppen op alle zakken in zijn kleding en het in razend tempo open en dicht ritsen van alles waar een ritssluiting in zit. Na een tijdje kan A., inmiddels een beetje wit weggetrokken, niet anders toegeven dan dat hij zijn paspoort kwijt is… .
Mijn conclusie is dat die alleen in de trein kan liggen. Ik sprint terug naar het perron waar we zojuist zijn aangekomen. Helaas is het perron leeg. Mijn oog valt op het vertrekbord: SOFIA – BUDAPEST 22:18 h. ‘Dat betekent dat onze trein vanavond weer terug gaat’ , hoor ik mezelf hardop fluisteren. ‘Het paspoort moet hier nog ergens zijn!’
Met die optimistische boodschap kom ik terug bij het bagagedepot. We moeten op zoek naar onze trein en dus het paspoort. Anders is deze vakantie 27 dagen korter dan verwacht. Mijn optimisme verdwijnt echter weer snel. Uitdrukkingsloze gezichten en onbegrijpend zwijgen zijn het enige wat we terugkrijgen als we onze situatie proberen uit te leggen aan alles en iedereen in het groene spoorweg-uniform. Nu is de Nederlandse ambassade onze laatste mogelijkheid.
Max neemt ons mee naar de smalle donkere straatjes achter de ambassade. Vuilnis ligt verspreid over de straat. Zo te zien ligt het er ook al een tijdje. Het lijkt ons ook geen straatje dat vermeld staat in reisgidsen. Het is nu wel duidelijk dat de Nevski kathedraal nog even op onze bewonderende blikken moet wachten. We stappen in een busje en gaan op weg. Waar naar toe weten we eigenlijk niet zo goed. Met de ambassadeur is afgesproken dat we naar het rangeerterrein zouden gaan. Maar Max heeft geen idee waar in Sofia deze zijn. Dus weer terug naar het centraal station om daar te gaan vragen. Max blijkt al snel van onschatbare waarde. Hij krijgt direct bevestigd dat de trein inderdaad nog ergens in Sofia moet zijn. Alleen op de ‘waar precies’ vraag heeft niemand antwoord. Er blijken meerdere mogelijkheden te zijn… .
Er zit niks anders op dan alle rangeerterreinen langs te gaan. Dat is sneller besloten dan uitgevoerd. Deze plekken blijken goed verstopt. Na veelvuldig informeren bij voorbijgangers vinden we het eerste rangeerterrein. Het blijkt dat hier geen internationale treinen komen. De opzichter verwijst ons naar een ander rangeerterrein. Daar aangekomen, na weer veel vragen en keren, blijkt deze al jaren gesloten. De route leidt ons inmiddels naar steeds slechter uitziende buurten. In een erg onguur gedeelte van Sofia vinden we het volgende rangeerterrein.
Max is bezorgd. Hij draagt een mooi pak en een gouden horloge. Zijn blik verraadt dat hij twijfelt of hij deze plek in dezelfde outfit weer zal verlaten. Wij hebben geen keus en banen ons een weg door het metershoge onkruid. Max is in het busje (horen we de deuren op slot gaan?) achtergebleven. ‘Welke kleur had onze trein eigenlijk?’, vraagt G. ‘Blauw’, zeg ik op hetzelfde moment als A. ‘Groen’ roept. G. vervolgt met ‘Volgens mij is het die rode daar!’. Vertwijfeld kijken we elkaar aan. Handig, we weten niet eens hoe onze trein eruit ziet. Dat is lekker zoeken.
Wij lopen behoedzaam verder. We voelen ons niet op ons gemak. De ratten rennen voor ons uit, we passeren brandende olievaten, in de verte horen we agressief klinkend geschreeuw. De sfeer gaat er niet op vooruit als we beseffen dat deze armoedige, vervallen en deprimerende plek de laatste kans op een vervolg van onze reis is. We moeten we door; stoppen met zoeken betekent einde vakantie.
We schrikken van een onverwachte beweging achter ons. Een vrouw verschijnt in de deuropening van een blauw treinstel. In een hand houdt ze een grote vuilniszak, in de andere een paspoort. A’s paspoort! Onze vakantie is gered! Maar ons enthousiast zwaaien en roepen, laat de vrouw schrikken. Ze trekt zich weer terug in de trein. Ze heeft gezelschap gekregen van een andere vrouw. Zelfde stevige postuur, zelfde bloemetjesjurk, zelfde schort, zelfde kaplaarzen en zelfde permanent. Samen kijken ze ons nors en wantrouwend aan. Ze voelen zich bedreigd door ons druk gebaren en wijzen naar het donkerrode boekje. Het maakt de situatie er niet beter op. Ze beginnen tegen ons te schreeuwen.
Gelukkig schiet Max, die ook maar eens komen kijken, ons te hulp. Vol ongeloof kijkt hij naar het paspoort. Hij schudt lachend zijn hoofd en gaat het gesprek aan met de vrouwen. Dan draait hij zich naar ons om: ‘Ze wil wel graag iets terug.’ Achter hem zie ik de vrouw voor het eerst lachen. Ik begrijp de boodschap en vis wat Bulgaars geld uit mijn broekzak.
Na dit alternatief tourtje door Sofia is onze vakantie is gered.