Een huwelijkreis die in het water valt? (deel 3)
Een huwelijkreis die in het water valt? (deel 3)
Bij Šestanovac verlieten we de snelweg richting de Kroatische kust. Een prachtige kustweg volgde. Het weer was weer wat opgeklaard. Makarska was de eerste grote plaats die we aandeden aan de kust en daar kwamen we in een file terecht. Later bleek dat er twee motoren tegen elkaar op waren geklapt. Een akelig beeld. Door de file op de kustweg duurde het ook lang voordat er een ambulance ter plekke was. Na iets meer dan een uur reden we verder. Wederom een mooie kronkelige kustweg. Men reed wel aardig hard op deze wegen en vlak voor Gradac passeerden we dan ook een auto die midden op de weg op z'n kop lag. Blijkbaar waren de hulpdiensten hier al wel ter plekke geweest, want er was niemand meer te bekennen.
Bij Metković gingen we de grens met Bosnië over. Wat gespannen waren we wel. We wisten eigenlijk niet wat we konden verwachten. De grensovergang passeren duurde echter maar tien minuten en met een stempel rijker in ons paspoort reden we langs de Neretva-rivier. Ineens dook een oud stadje voor ons op. Dit bleek Počitelj te zijn en was met een groen kader omrand op onze landkaart aangegeven. Kortom: iets bijzonders. Dit nog geen duizend inwonders tellende stadje bleek een oude Bosnische nederzetting te zijn met veel Ottomaanse gebouwen. Sinds kort staat het de UNESCO lijst, wachtende op een daadwerkelijke nominatie. We stopten even, namen de trap omhoog richting de moskee en passeerden verschillende souvenirwinkeltjes. Toch was het niet heel druk met toeristen. Zodoende hadden we mooi de gelegenheid om foto's te maken van de moskee, het badhuis (Hamam) en een overzicht van het stadje.
De weg werd vervolgd richting Mostar. Bij Žitomislići verlieten we deze weg en gingen over de brug over de Neretva richting Međugorje. Dit plaatsje stond namelijk constant aangegeven met borden en ook weer groen omrand op onze kaart. Eenmaal het bergpasje genomen zagen we een mooi overzicht over het dal waar juist vandaan kwamen. Foto-momentje! Het dal had prachtige wijngaarden. Zonder aarzelen liepen we van de weg af. Ineens verstarde ik en wachtte tot Heleen weer op het asfalt was nadat ze haar foto had gemaakt. 'Waarom blijf je staan', vroeg ze. Ik aarzelde een beetje en zei: 'Nou weet je nog dat er in de reisgidsjes stond dat je niet zomaar overal moest lopen in verband met de kans op achtergebleven mijnen?'. Helemaal vergeten. Ik probeerde het wat luchtig te houden door te grappen: 'Nou dit was MIJN leven', maar Heleen vond dat niet zo grappig. En terecht. Ik probeerde maar zoveel mogelijk de plekken waar Heleen de weg terug had genomen te nemen en zo weer bij de auto te geraken. Later hoorde we dat het vooral om de grensgebieden met Servië ging waar nog achtergebleven mijnen liggen.
Aangekomen in Međugorje vroegen we ons wat er nou zo bijzonder aan dit plaatsje was. Međugorje bleek een bedevaartsoord te zijn omdat Maria er meerdere malen zou zijn verschenen. Het grootste rooms-katholieke bedevaartsoord in Zuidoost-Europa met jaarlijks één miljoen bezoekers. Nou dat was het dan ook wel wat ons betreft. De Sint Jacobus-de-meerdere-kerk gezien en daarna weggevlucht van alle Mariabeeldjes en kruisjes die werden verkocht. We namen weer dezelfde weg terug richting het dal naar Mostar, onze uiteindelijke bestemming. Bij Čitluk wou ik even pinnen en tanken. Een hoe kon het ook anders; stromende regen. Dus kletsnat bij de pinautomaat gestaan, de sokken doorweekt omdat de straten een tweede Venetië vormden en de auto's begonnen op amfibievoertuigen te lijken.
Richting Mostar klaarde het weer wat op en we zagen een bordje met een camping-logo staan. 'Mali-Wimbledon' zou de camping heten. Beetje rare naam vond ik, een tennistoernooi en voorstad van Londen gecombineerd met een Sahara-land. Nou ja, we reden naar deze camping toe die eigenlijk niet in Mostar bleek te liggen maar bij Blagaj hoorde. Het terreintje oprijdend zagen we een net huis staan met daarom heen allemaal tentjes. Ook twee tennisvelden waren te vinden en een klein zwembad. Verder stonden er een stuk of zes campers en caravans. De eigenaar kwam al achter de bar vandaan om ons te begroeten. Hij vertelde vriendelijk in goed Engels waar we stroom konden vinden, dat we de koelkast konden gebruiken die in de overdekte buitenplaats stond, de supermarkt nog geen vijftig meter van de camping vandaan was en waar het sanitaire gebouw was. Eerst maar eens de tent opzetten. De eerste keer dat we dit droog deden.
Het was een prachtige zomeravond en nadat we hadden gekookt op ons gasstelletje besloten we om plaats te nemen bij de eigenaar en zijn familie en wat andere campinggasten bij de genoemde buitenplaats. Overal hingen vlaggen en ik ging kijken van hoeveel landen ik de vlaggen wist te benoemen. De eigenaar, Ibro genaamd, zag dit en begon een gesprek met mij. Hij wees mij op de twee vlaggen die niet aan de dakrand hingen, zoals de andere vlaggen, maar die in de nok hingen. Het was de Nederlandse en Friese vlag. 'Mijn eerste gasten waren Nederlanders, uit Friesland', wist hij me te vertellen. 'Daarom hangen deze vlaggen op een bijzondere plek en niet bij de rest. Nederlanders zijn daarom altijd welkom op Mali Wimbledon', besloot Ibro. Aangezien ik wel nieuwschierig was naar die naam vroeg ik waar de campingnaam vandaan kwam. Het antwoord was eigenlijk simpel. 'Mali, betekent 'klein' in het Bosnisch', zei Ibro. En Wimbledon had ik goed geraden, dat was na het fameuze tennistoernooi vernoemd. Klein Wimbledon dus. Dat verklaarde de twee tennisvelden op deze kleine familiecamping. Een gezellige avond is wat er volgde en toen we richting onze tent gingen hoorde we in de verte een minaret. Een Azan, de oproep tot gebed, schalde door het dal. We lagen in de tent en hoorde de moskee. Een aparte gewaarwording. Maar je kan er prima mee in slaap vallen zal ik je zeggen. Tot drie uur tenminste, dan wordt je er weer wakker van. Oh en van regen, want dat ging ook van tijd tot tijd gewoon door.