Limburg

Reisgids

Beste reistijd

Foto's

Praktisch

De mijnen van Beringen

Limburg,
België


Werken in de mijnen was in de vorige eeuwen een hachelijke baan. Maar het werd goed betaald, waardoor er toch genoeg mensen bereid waren om een groot deel van hun leven onder de grond door te brengen.

In Beringen in Belgisch Limburg werd de steenkolenmijn gesloten in 1989. In de jaren van productie, vanaf 1922, werd er 80 miljoen ton steenkool naar boven gehaald. Na de sluiting bleven er 100.000 m² aan gebouwen over die er nu nog steeds niet allemaal even florissant uitzien. Nog altijd zijn veel gebouwen vervuild en vervallen. Ze zijn getuigen van een tijd waar veel mijnwerkers toen eigenlijk geen afscheid van wilden nemen.

De mijnen, de gebouwen, de schachten en de bijbehorende geschiedenis zijn onderdeel van het culturele erfgoed van deze streek. 20 jaar na de sluiting werd door de overheid besloten om de site te behouden en er een eerzame bestemming aan te geven. Onder de naam “Be-Mine” moest het gebied recreëren en wonen op harmonieuze en esthetische wijze bij elkaar brengen. Het Mijnmuseum ontstond al snel en is een niet te missen attractie, die voor zowel kinderen als volwassenen interessant is gemaakt.

Je hebt hier de unieke kans om iets af te dalen in de mijnen. In de verdieping onder het museum dat bovenop de mijn staat, is een simulatie gebouwd. Gereedschappen, gebruiksvoorwerpen en mijngangen zijn hier samengebracht om bij schaars licht het ondergrondse werk en leven te ontdekken en iets te voelen van het verblijf in de mijnen. Dat voelen is slechts een voorzichtige kennismaking waarbij je beduidend minder merkt van de claustrofobische en gevaarlijke omstandigheden van weleer dan de mijnwerkers. In het echt werd je met collega’s in een klein liftje gepropt om vervolgens met een duizelingwekkende snelheid van 15 meter per seconde de donkere schacht in te worden gestuurd. Die lift kon tot op 789 meter diep gaan om daar mensen te laten graven naar steenkool.

Wanneer je uit het gammele liftje stapte, was het aardedonker. Heel vroeger hadden de mijnwerkers lantaarntjes, wat later droegen ze lampen op hun helmen, maar op sommige plekken zag je maar weinig. De mannen die daar werkten konden niet overal staan en werkten soms urenlang op hun knieën of met gebogen rug in een temperatuur van 40 graden. Overal vloog er ongezond gruis en stof rond terwijl het lawaai oorverdovend was. Dat kabaal werd niet alleen veroorzaakt door gereedschappen als de piqueurs (drilboren die maar liefst 18 kilo wogen). Ook ventilatoren die af en toe aan gingen veroorzaakten lawaai, net als het dynamiet dat gebruikt werd om verdere openingen te maken, evenals alle overige apparatuur die onder de grond benodigd was. Voor niet ingewijden zou dit de hel op aarde zijn. Nieuwelingen kwamen na een eerste dag doodziek naar boven en het duurde een tijd voordat ze gewend waren aan deze loodzware omstandigheden.

Het gevaar loerde overal onder aarde. Vrijgekomen mijngas kon in een moment van onoplettendheid een ontploffing veroorzaken. Sommige delen van de gangen stortten in tijdens het graven. Kameraadschap en een blind vertrouwen in je teamgenoten waren van levensbelang. In de 67 jaar dat de mijn operationeel was, zijn er los van de vele gewonden en zieken, 169 doden gevallen.

Tegen het einde van de exploitatie van deze mijn werden de arbeidsomstandigheden iets beter. Er werd veel geïnvesteerd in de mechanisering van het proces. Dure apparatuur werd aangeschaft om de hele winning nog sneller en efficiënter te maken. Het uitbaten van deze mijn kostte daarbij een vermogen aan energie. 10 procent van de steenkolen die werden gewonnen had de mijn zelf nodig om in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien.

Toen de mijn in 1989 gesloten werd, bleven alle dure investeringsgoederen in de mijn. Het was gewoonweg niet rendabel om deze weer naar boven te halen. In die schachten en gangen ligt nog voor miljoenen aan apparatuur. Nu de mijn niet meer in gebruik is, heeft grondwater bezit genomen van de ruimtes, waardoor alles thans onder water staat, onbereikbaarder dan ooit. Tegelijkertijd wordt hierdoor alles behouden en in zekere mate beschermd. Of iemand er ooit nog een kijkje zal nemen, is maar de vraag.

Dat kijkje nemen doe je vooral boven of net iets onder de grond. Wanneer je het museum bezoekt, krijg je een erg gastvrij onthaal van mannen die daar ook echt gewerkt hebben. In het Vlaams vertellen ze je over toen. Des te meer vragen je stelt, des te enthousiaster ze worden en des te meer tijd ze voor je vrijmaken. De tentoonstelling in het gebouw doet je al kennis maken met het harde werken. Een film achter een maquette van het complex maakt het iets completer. Maar het is de afdaling die je pas echt doet beseffen hoe steenkool werd gewonnen, ten koste van de gezondheid van duizenden mannen.

De gebouwen worden thans gerestaureerd of krijgen andere bestemmingen. De Belgische overheid heeft er bewust voor gekozen om alles te behouden opdat de ervaringen van toen nooit verloren gaan. In de voormalige indikkers ontstond een uniek project. Indikkers zijn gigantische bassins waarin het water wordt opgeslagen om er naderhand steenkool mee te wassen. Deze reservoirs zijn onder de naam TODI omgebouwd tot een groot zwembad met een diameter van 36 meter en een inhoud van 6.200.000 liter water. De watertemperatuur is 23 graden. De organisatie heeft hier 2000 (sub)tropische vissen in vrijgelaten en sportduikers kunnen nu genieten van deze bijzonder belevenis onder water.

Wonen en recreëren zullen langzaamaan de overhand krijgen in Beringen. De pittige geschiedenis van de mijnbouw zal echter altijd het beeld blijven bepalen. Boven en onder de grond hoort dit bij deze streek en bij de 20e eeuw. Het museum nodigt je uit om voor even getuige te willen worden.