Van Tingri naar Zhangmu
Van Tingri naar Zhangmu
Onze eennalaatste overnachting in Tibet is in Tingri. Deze plaats op drieënveertighonderd meter hoogte wordt altijd gebruikt als aanpassingsstop voordat er verder wordt gegaan naar het Mount Everest Basecamp op vijfenvijftighonderdvijfenveertig meter hoogte. We komen er al vroeg in de middag aan. We begrijpen niet heel goed waarom we hier stoppen om te overnachten want het is maar een klein stukje verder naar de volgende stop. Aanpassen aan de ijlere lucht is voor ons niet nodig omdat we jammer genoeg niet naar Basecamp gaan. Wanneer we deze georganiseerde privéreis vergelijken met die van andere reisorganisaties blijkt dat de overnachting in Basecamp eruit is gehaald maar dat de overnachting in Tingri gewoon is gehandhaafd. We betreuren het echt want een overnachting in Basecamp, hoe rudimentair ook, hadden we heel graag gewild.
Het hotel in Tingri is nog erger dan de vorige hotels die ook al niet voldeden aan de afgesproken norm. De reisorganisatie had op schrift een drie- of viersterrenhotel beloofd in Tingri en bij aankomst bij de receptie zien we een bordje van het Chinees Verkeersbureau staan met twee sterren. De classificatie twee sterren in China is nog een stuk minder dan twee sterren in Nederland. De kamer is ronduit smerig en niet geïsoleerd. Het halve gordijn waait steeds op en neer door de wind die door de kieren van de ruiten komt. Er is geen water en de kachel mag niet aan. De zeepjes zijn al gebruikt door een vorige bezoeker. Het hotel kunnen we ook niet uit omdat we echt in het midden van niets zitten. Er is geen restaurant en de bar is gesloten. Na heel veel aandringen en uiteindelijk zelfs ruziën mag de airco in de kamer na een paar uur aan. We zetten het apparaat op maximum warmte en met veel moeite en pijn wordt het in de kamer tien graden boven nul. Het reisbureau laat ons naderhand weten dat we ons aanstellen en dat in Tibet alles nu eenmaal niet luxueus is. We hebben echter voor drie of vier sterren betaald en niet voor dit ranzige krot dat ze voor ons hebben geselecteerd.
Na een koude nacht en een verloren dag nemen we het laatste stuk van de Friendship Highway. We steken passen over die vol zijn met gebedsvlaggetjes en we stoppen om de Mount Everest te fotograferen. Hij torent boven het bergmassief uit met zijn achtentachtighonderdachtenveertig meter aan de top. Het voelt aan als een privilege om deze reus onder de bergen van zo dichtbij te mogen aanschouwen. Het is de hoogste berg op aarde. Van verre lijkt het niet zo moeilijk om hem te beklimmen. Maar van afstand zie je niet dat er op die hoogte wel heel weinig zuurstof is en dat de temperatuur er kan dalen tot min zestig graden. Ook kan er wind staan met een kracht van honderden kilometers per uur. Boven de achtduizend meter is het over het algemeen het gevaarlijkst voor de klimmers. Velen hebben de Mount Everest-expeditie dan ook niet overleefd.
Van drieënveertighonderd meter dalen we af naar de Nepalese grens. We zien het langzaamaan groener worden en het wordt ook warmer. Vooral dat laatste is prettig, alhoewel je na een paar weken best went aan de kou in de bergen. Als we de grensplaats Zhangmu naderen, twee kilometer lager dan waar we in de ochtend waren, wordt het steeds drukker. Er rijden veel vrachtwagens die de weg verstoppen. Er is bijna geen doorkomen aan. De lading van Chinese vrachtwagens wordt in Zhangmu overgeladen op weelderig en kleurrijk beschilderde Nepalese wagens. We stoppen in een hotel met een mooi uitzicht over de vallei. Het wordt onze laatste nacht in Tibet. Zoals wel vaker laten de gids en de chauffeur ons alleen en we gaan zelfstandig op verkenning door de hoofdstraat van Zhangmu. Het is dan wel Tibet en onder Chinese overheersing maar het is erg internationaal. Er zitten wat westerlingen in de cafés en veel mensen proberen illegaal geld bij ons te wisselen.
In een paar uur tijd zijn we van een bevroren landschap gezakt naar een stadje met een vochtig subtropisch klimaat waar het tussen de vijfentwintig en dertig graden warm is. Het stadje komt rommelig over en lijkt bij lange na niet op het zo strakke en extreem georganiseerde Tibet waar ik aan gewend ben geraakt. Het hotel is niet zoveel waard maar het is er in ieder geval niet koud. Na de nacht vertrekken we naar de grens. (wordt vervolgd)