Kathmandu
Openbaar vervoer in Nepal (deel I)
We zijn met 10-15 mensen die bij de bazaar van Damauli staan te wachten op de bus naar Pokhara. Straatverkopers proberen hun waar aan de man te brengen: kleine plastic zakjes met pinda’s, stukken kokosnoot, allerlei bonen die je tanden bijna doen breken als je ze kauwt, sinasappels en kleine zoete bananen, snoepgoed en kranten. Als korte tijd later een bus met destinatie Pokhara stopt, raapt iedereen snel zijn bagage bijeen en de eersten beklimmen de overvolle bus nog voor die tot stilstand is gekomen. ‘Pokhara – Pokhara – Pokhara’ roept het bushulpje (meestal een jonge jonge die op de deurtrede staat, buiten de bus hangend en passagiers moet werven, hij geeft door fluiten tussen de tanden of kloppen op de buitenkant van de bus aan de chauffeur aan wanneer die moet stoppen en wanneer die kan aanrijden, hoe die rakelings langs een greppel, een afgrond of een ander voertuig moet manoeuvreren, zij proppen als er de zoveelste passagier in de reeds overvolle wagen wil stappen, zij zijn kassier en als de dag voorbij is moeten zij de bus wassen; in Pokhara is het verplicht voor een openbare bus om een dergelijk bushulpje te hebben). Ik heb weinig zin om de 2 uur reizen stand door te brengen maar het hulpje blijft roepen en zwaaien naar me en mijn reisgenoot, Binod, geeft aan dat er nog wel zitplaatsen zijn. Die ZIJN er niet, maar die wil het hulpje voor wat extra roepies wel voor ons MAKEN, vermoed ik en ik blijf daarom ondanks protest van Binod’s kant volhouden dat ik niet instap. Hij geeft uiteindelijk na en merkt rechtvaardigend op ‘Hij is toch totaal overbezet, onverantwoord!’ De volgende bus wijst Binod af met de verklaring dat die niet naar Pokhara zou gaan. Op ene van de manier vermoed ik dat het een andere reden heeft maar kan die niet ontdekken. Mij best, ik heb alle tijd! De volgende bus is bij aankomst helemaal leeg. Het bekende bestormingritueel voltrekt zich. Maar we hoeven niet al te heftig mee te vechten want er zijn voorlopig meer stoelen dan passagiers. Eenmaal binnen persen we ons op de smalle stoeltjes, mijn rugzakje past net tussen mijn stoel en die van mijn voorman, mijn benen moeten een ander heenkomen vinden. De hoofdsteunhoesjes zijn erg smerig en het raam kan niet helemaal dicht, maar … we zitten (en dat zonder een Nepali van zijn plaats te beroven!). Hortend en stotend rijdt het vehicle even later aan. Gezien de Nepali bussen geen van allen over enige vering lijken te beschikken, bonzen we regelmatig in gaten, over onverharde hobbelwegen en ‘vluchtheuvels’ Afremmen voor dergelijke obstakels gaat de gemiddelde chauffeur te ver, met als gevolg dat mijn rug soms harde klappen krijgt of ik regelmatig uit mijn stoel wordt gekatapulteerd. Deze verticale bewegingen lijken onvermijdelijk, de zij- en voorwaartse zijn echter heel erg afhankelijk van de rijstijl van de chauffeur, van hoeveel haast die heeft en van het aantal medegebruikers van de weg (uitwijkmanoeuvres). De huidige rit is aangenaam. Ik hoef niet met ineengekrompen tenen aangespant door de voorruit te turen om mogelijke gevaren tijdig te zien aankomen maar ik zit te genieten van de schommelige bewegingen, neem het landschap buiten in me op en observeer mijn medepassagiers. We stoppen om de haverklap om passagiers in- of uit te laten stappen. Na ongeveer 1 uur zet de chauffeur bij zo ‘n stop de motor af, stapt uit en loopt langs de bus naar de achterkant. Meerstal kondigt een dergelijk opeenvolging van handelingen een ‘technische panne’ aan (bv. een platte of lekkende band of een loszittend onderdeel). Vrij snel wordt echter duidelijk dat het vandaag een andere reden heeft: ‘No oil’ verkondigt het hulpje en gebaart ons allemaal uit te stappen. Normaal gesproken worden pannen ter plekke verholpen waarbij de duur erg kan variëren. Maar eenmaal buiten blijkt dat we vandaag niet meer verder rijden in deze bus maar met een andere verder moeten. Deze staat ook al gereed, maar is al helemaal vol en de hele lading passagiers van onze bus staat voor de deur te dringen om ook nog binnen te komen. Het lijkt een onbegonnen zaak! Ik kijk Binod aan. Hij grijpt het hulpje bij zijn kraag en praat indringend op hem in. Waarschijnlijk wil hij een gedeelte van onze ritprijs terug. – Nee, blijkt even later: ‘We don’t have any choice, we’ll have to get in!’ is zijn mededeling waarbij hij beide schouders en wenkbrauwen verontschuldigend optrek. Okay dan, dan maar aansluiten bij de dringende massa. Er zit geen beweging meer in, de bus lijkt echt helemaal volgepropt. Buiten staan echter nog zeker 12 mensen die binnen willen, inclusieve ons. ‘Kom, kom!’ gebaart het nieuwe hulpje dat van binnenuit probeert ruimte te scheppen voor iedereen. ‘Aunchu, aunchu!’ roep ik (‘Ik kom, ik kom!), maar er is geen doorkomen aan. 10 minuten later is toch iedereen in de bus, zij het dat enkelen alleen maar een voet op de deurtrede hebben en zich verder maar met een hand aan de richel boven de deur vastklampen en voor de rest met hun lichaam helemaal buiten de bus hangen. Gelukkig is de deur links (Nepal heeft linksverkeer) maar toch passeert er af en toe een vehikel aan deze kant en ik moet even aan het huiveringwekkende verhaal van Jeewan denken die in een Indiase bus heeft meegemaakt hoe het hoofd van een medepassagier eraf is gerukt door een tegemoetkomende vrachtwagen.
(lees verder: openbaar vervoer in Nepal, deel II)