Welkom in Mongolië, het land van Chenggis Khaan (slot)
Welkom in Mongolië, het land van Chenggis Khaan (slot)
Deel 3. Gobi heeft vele gezichten
Ze is bloedmooi, maar ook ongenaakbaar, grillig en onvoorspelbaar. Hartverwarmend kan ze zijn, maar ook ijzig koud. Mysterieus en met een haast magische aantrekkingskracht op wie de moeite neemt haar te ontdekken. Betoverend. Vaak ontoegankelijk. Maar ben je eenmaal tot haar doorgedrongen dan sluit je haar voor altijd in je hart. Ze heeft zoveel gezichten, zoveel verschillende kanten, het maakt haar onweerstaanbaar. Gobi.
Op zoek naar een benzinepomp
We rijden de bergen uit, het landschap wordt al snel kaler en vlakker. Een steppe vol kiezels en lage doornstruiken. We rijden de absolute leegte binnen. Nergens een teken van leven, geen mens, geen dier, geen weg, geen paal. Slechts een rechte horizontale streep. Hoe vind je hier je weg? De chauffeur heeft geen kaart, geen navigatie, geen kompas. Er is geen enkel richtpunt. Ik heb de indruk dat we rondjes aan het rijden zijn, slechts vage bandensporen moeten de route wijzen. Blijkbaar is de chauffeur het spoor werkelijk bijster, maar als bij toverslag is daar een jongen op een paard, in gezelschap van een vriend die te voet gedroogde mest verzamelt. Onbegrijpelijk waar deze twee ineens vandaan komen. We stoppen, ze gebaren druk naar de verte, dáár moeten we heen. Het ziet er een beetje potsierlijk uit omdat we nergens iets zien waar we naar toe zouden kúnnen rijden. Maar we vervolgen onze weg, over een spoor, en weer een ander spoor, verder de leegte in. We vragen nogmaals de weg aan een vrouw die gedroogde mest aan een vork prikt en in een rieten mand op haar rug gooit. In de verte een ger en een gezadeld paard: hier wonen dus mensen, in dit volstrekt onherbergzame maanlandschap. Ongelooflijk. We volgen haar aanwijzigen en vinden een rij elektriciteitspalen. Die leiden naar een stoffig dorp. Geen mens vertoont zich in deze hitte. Even buiten het dorp staat een eenzame benzinepomp. Ik begrijp het: de chauffeur vroeg naar een tankstation. Uit het niets komen van verschillende kanten kinderen aanhollen: een busje bij de pomp, een belevenis! We delen een paar zakjes chips uit en vullen de grijpgrage handjes. Eén meisje weet een halfvol zakje te pakken te krijgen en zet het op een rennen…de buit is binnen. We geven nog een zakje aan het oudste meisje, die het vol verantwoordelijkheidsgevoel keurig over alle kinderen verdeelt.
Fata morgana
Nooit geweten dat je iets kunt fotograferen dat er in werkelijkheid niet is. Maar het kan: een fata morgana kun je in beeld brengen. Aan de verre horizon zien we een rij kamelen, het lijkt of ze door een groot meer lopen, weerspiegeld in het vlakke water. We stoppen en maken foto’s van deze pootjebaaiende kamelen.
We lunchen in de schaduw van ons busje. Het is de enige schaduw die we kunnen maken. Als we ons naast elkaar met de rug tegen de bus aandrukken kunnen we net allemaal op een rijtje in de schaduw zitten. De lunch op een deken in de hete, volle zon. De boter en de kaas zijn binnen een minuut gesmolten, de worst geroosterd, evenals het brood. Uiteindelijk smaken de door de zon geroosterde boterhammen met pindakaas, tomaat en komkommer nog het beste, met een warm kopje thee of oploskoffie.
Donder en bliksem
Bij ondergaande zon op de rug van een kameel door de woestijn naar het Gobibos, ik word er heel stil van. Ik geniet van de schoonheid van dit landschap, met zijn roodopgloeiende rotsen en de grillige vormen van de fotogenieke saxaul bomen met hun droge, witte stammen. Door een gat in het wolkendek zendt de zon een laatste stralenbundel naar de aarde. Magisch. Om ons heen kleurt de lucht donkerpaarsblauw, we zien buien aan de horizon. We zitten bij de tent en zien rondom ons in de verte hevige buien losbarsten, felle bliksemschichten verlichten ons kamp. We staan met onze tentjes tegen de beschutting van een hoge rots, we voelen ons ondanks de donder en bliksem veilig. En bijzonder: bij ons blijft het droog.
Het Wilde Oosten
Het landschap lijkt hier op het Wilde Westen. Grillige oranjerode rotsen, vreemde vormen rijzen op uit het land. Het Wilde Oosten. Op deze plek zijn skeletten en eierschalen gevonden van dinosauriërs. Een groot dinokerkhof. We wandelen een stuk, het is bloedheet en geen greintje schaduw. Een blauwe, wolkenloze hemel. We ontmoeten wilde kamelen, die zich niets van ons aantrekken en statig schommelend hun weg vervolgen.
Met het busje vervolgen we onze weg door het Gurvan Saikhan Nationaal Park. Leger dan leeg, kaler dan kaal, het gevoel alleen op de wereld te zijn. Bergen aan de horizon geven enige richting, ze komen dichterbij maar zijn dan ineens ook weer ver weg. Wat zijn we nietige mensen, als we hier serieuze pech krijgen, wat dan? We hebben water en voedsel bij ons voor een paar dagen. De motor van de bus gromt en gloeit, we moeten af en toe even stoppen om hem wat afkoeling te gunnen. We vertrouwen blindelings op onze chauffeur en zijn inzicht in ons vervoermiddel.
Kamperen in de Gobiwoestijn is een ervaring om nooit te vergeten. Onze nietige tentjes op de kale vlakten van de kiezelige steppe, tegen de hoge zingende zandduinen van de Khongoryn Els. Bij de ingang van de nauwe kloof van Yolym Am, waarachter zich een Alice in Wonderland landschap ontvouwt met velden blauwpaarse bloemen langs de oever van een kabbelend beekje. Aan de voet van het door erosie tot grillige vormen geboetseerde zandstenen landschap van Tsagaan Suvraga. Tussen de machtige granieten rotsen van Ikh Gazyn Chuluu.
Gobi betovert.
We rijden de woestijn uit over een tapijt van witte en lila bloemetjes zover we kunnen kijken. Daarboven een knalblauwe lucht met vele, vele helderwitte schapenwolken. Heel af en toe een eenzame ger, een motornomade of een kudde. We zien weer elektriciteitspalen, het landschap wordt groener, de bandensporen worden herkenbare zandwegen. We naderen de bewoonde wereld.
Ik weet niet of ik daar al aan toe ben.